zondag 30 oktober 2016

Virtual Reality tijdens de Dutch Design Week

Gezien mijn onderzoek van LA5 over Virtuel Reality (VR) gaat, heb ik vandaag het bedrijf ENVERSED bezocht tijdens de Dutch Design Week in Eindhoven. Voor mijn LA5 onderzoek heb binnenkort een interview gepland staan met één van de oprichter van ENVERSED, en ik wilde graag op voorhand al enige ervaring op doen. Zo blijft het niet alleen bij schrijven over VR;)

Ik had er niet teveel van verwacht, want ik weet dat de ‘graphics’ in VR games tot op heden nog redelijk simpel zijn (omdat VR veel computercapaciteit vraagt). Echter door de koptelefoon, VR bril én controllers die kunnen trillen t.b.v. feedback, zat ik volledig in de game zoals ik dat nog nooit had ervaren. Ik wilde eigenlijk niet stoppen maar mijn tijd zat erop.

De benodigde materilen (computer met zeer goede capaciteit, VR bril, controllers en andere benodigdheden) zijn tot heden voor mij te prijzig om aan te schaffen. Men praat voor een beetje systeem al snel over 3000,- euro. Echter zie ik mijzelf in de toekomst wel een dermate systeem kopen, als de prijzen wat gedaald zijn Terwijl ik absoluut GEEN ‘gamer’ ben!


Voor nu kan iedereen bij ENVERSED tegen een schappelijk tarief VR games spelen met vrienden. Ongeveer 30,- euro p.p. kan men 1.5 uur spelen en het is echt een aanrader!



maandag 24 oktober 2016

Reflectie op begeleidingsgesprek met collega: toepassen van de logische niveaus van Bateson

Voor het onderzoek van LA5 heb ik vier ervaren collega’s benaderd met de vraag of zij bereid zijn mee te werken aan een aantal interviews, zowel schriftelijk, individueel alsmede in groepsverband. De meeste collega’s waren enthousiast en bevestigde meteen hun deelname. Van één collega kreeg ik maar geen bevestiging, ook niet naar een aantal reminder, en dus ben ik gesprek met hem gegaan. Dit heb ik bewust op een rustig moment van de dag gedaan en tevens in een rustige setting. Ik ben er namelijk van op de hoogte dat mijn collega het erg druk heeft. Mijn collega was net terug uit Amerika en had daar te horen gekregen dat hij een prestigieuze rol mag gaan vervullen voor één van onze klanten: Harley Davidson. Dat maakte een mooie gelegenheid om rapport te maken.

Vervolgens merkte ik weerstand op de vraag of hij bereid was voor de afname van de interviews. Mijn collega was niet enthousiast en stelde dat hij het erg druk had. Daarop melde ik hem dat hij t/m december de tijd heeft én dat hij ingepland staat voor de activiteiten. Tijd was dus geen issue. Daarop gaf hij de reactie: ‘Maar heb je mij echt nodig, want ik weet helemaal niets van het onderwerp en ik ben ook geen ontwikkelaar maar slechts een trainer?’. Door zijn reactie moest ik meteen aan de logische niveaus van Bateson denken, die ik een week eerder had geoefend met Sebastiaan gedurende de MLI oefensessies van Skills.

Kennelijk had mijn collega de identiteit dat hij 'slechts' een trainer was. De overtuiging die daarbij hoorde was dat niet geschikt voor deze rol zou zijn én dat hij niet de kennis/vaardigheden had om een goede aanvulling te zijn. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor zijn weerstand/gedrag. Toch kon er ook iets anders aan de hand zijn, immers kunnen mensen A zeggen en B bedoelen. Wellicht verzon hij deze positie omdat hij tegengestelde belangen had of er gewoon geen zin in had. Die gedachte heb ik meegenomen ik mijn reactie, alsmede de logische niveau van Bateson.

Ik heb hem allereerst gemeld dat ik vooraf het interview samen met hem ga zitten om de benodigde theorie door te nemen én dat ik hiervoor tijd ga maken/inplannen. Daarmee pakte ik het niveau kennis/vaardigheden aan. Daarna ben ik ga inspelen op zijn overtuiging dat hij niet geschikt zou zijn voor deze rol, want ik heb de betreffende collega niet voor niets benaderd. De andere collega’s zijn weliswaar beter opgeleid en tevens kundige ontwikkelaars. Maar juist deze collega heeft enorm veel vlieguren en een uitermate sterke praktische benadering/inzicht als het om trainen gaat. Dat is een sterk pluspunt voor mijn onderzoek. Dat heb ik hem ook verteld en daarmee gaf ik hem de overtuiging dat hij juist een aanwinst is, waar overigens niets van gelogen is. Om het af te maken en tevens ook verder in te spelen op zijn identiteit, heb ik zijn kritische houding, die hij van nature heeft, geprezen. Dat is namelijk is grote aanwinst t.o.v. de rest van de groep die, wellicht een beetje overenthousiast naar het onderwerp kijken. Zijn aanwezigheid zet de groep daarmee in balans en aan zijn reactie kon ik zien dat hij dat waardeerde. Daarmee maakte ik verder rapport.


Ik heb mijn collega toen gevraagd om er toch nog eens over na te denken, omdat zijn rol kan bijdragen in onze gezamenlijke TTA visie: kwalitatief hoogwaardige trainingen en onderwijsmaterialen aanbieden voor onze klanten. Daarmee speelde ik in op zijn zingeving waarvan ik weet dat die bij hem heel sterk is. 

Om uit te sluiten of zijn eerdere reactie niet het gevolg waren van A zeggen en B bedoelen (tegengestelde belangen of geen zin hebben), heb ik de deur open gelaten door te zeggen ‘Het blijft jouw eigen keuze, ik zal je er niet op aankijken als je niet mee wilt doen. Echter hoop ik van harte dat je ‘JA’ zegt, want zoals ik heb toegelicht is jouw aanwezigheid een meerwaarde voor mijn onderzoek én dus ook voor TTA’. Mocht mijn collega tegengestelde belangen hebben, heeft hij door mijn reactie een ticket gekregen om alsnog te kunnen uitstappen. Dat deed ik met opzet, want ik heb niets aan een collega die meewerkt aan een interview omdat het moet. Ik wilde dat hij vanuit zichzelf de roeping voelde en ik hoopte door het toepassen van de logische niveaus van Bateson zijn weerstand weg te nemen. Verder kon ik niets mee doen. 

Een halve dag later gaf hij aan mee te willen werken en kwam zelf met een voorstel van datums. Ik ben er heilig van overtuigd dat mijn aanpak een sterke rol heeft gespeeld in zijn bereidheid en nog belangrijker, door deze aanpak kwam de bereidheid uit hemzelf, niet door aandringen vanuit mijn kant. Dat laatste is vooral belangrijk voor mijzelf, want één van mijn valkuilen is het willen overtuigen in dit soort gesprekken. Gedurende dit LA werd ik me daar bewust van doordat mede studenten en ook Gerrie mij hierop wezen. Deze keer had ik dat niet gedaan en met succes. Kenmerkend aan deze ervaring was dat ik pas achteraf besefte dat ik de logische niveaus van Bateson zo consequent had toegepast. Gedurende het gesprek was ik daar niet echt mee bezig (slechts een klein beetje). Wellicht dat de oefensessies daar een belangrijke rol in hebben gespeeld waardoor het toepassen van de Skills steeds meer onbewust gaan verlopen. Ik weet niet of dat goed is. Hoe dan ook, het heeft in deze situatie geleid tot succes!




dinsdag 18 oktober 2016

Oefenen met SKILSSSSS

Nu de kennisdialoog is afgerond was er gisteravond eindelijk wat ruimte op echt aan de slag te gaan met de Skills. Samen met Sebastiaan en Henk hebben we om de beurt onze casus behandeld en daarbij de logische niveaus van Bateson toegepast. Een persoon was observator van tijd én het gesprek. De andere twee voerde het gesprek. De gesprekken zijn opgenomen zodat we hierop later kunnen reflecteren én de vooruitgang kunnen zien. Later gaf ieder aan elkaar feedback. 
  • Stap van het overtuigen af. Zoek de aard van de weerstand op (bijv. op welk niveau zit de weerstand, kijkende naar een van de 7 Logische niveaus?) en probeer d.m.v. vragen er achter te komen hoe de persoon in zijn kracht gezet kan worden zodat deze een aandeel kan leveren in de verandering.
  • In gesprek met Sebastiaan: begin met de stelling ‘Dit heb ik na onderzoek gevonden én zo denk ik erover’ en vraag dan aan de gesprekspartners wat hen ervan vinden.
  • Er zijn meerdere modellen om een gesprek te beïnvloeden (Six secrets of persuasion – Ouder, Kind en Volwassen rollen – De Logische niveaus van Bateson) zodat het de juiste kant op gaat. De kunst is om voor elke situatie de juiste ‘tool’ in te zetten. De ene situatie vraagt om een bepaald model en de andere weer om een ander model.





dinsdag 11 oktober 2016

Netwerken op de Automotive carrièrebeurs

Vandaag hebben ik en mijn collega Danielle op de Automotive carrièrebeurs gestaan in Arnhem. Met onze TTA stand wilde we potentiele nieuwe collega’s werven en lekker netwerken met andere vakidioten. Beide is goed gelukt en een aantal nieuwe contacten hebben zeker potentie voor de toekomst. Ook hebben wij contacten gelegd voor (mogelijke) samenwerkingsverbanden. 


Kennisdialoog Cultuur!

Vandaag onze kennisdialoog over ‘Organisatiecultuur’ gehouden. Eén van de vuilkuilen van een kennisdialoog is het terugvallen in de presentatiemodus. Wij (ik, Lars en Huib) hadden een interactief programma bedacht en met opzet niet veel vastgelegd. Met dit klimaat hoopte wij een aantal randvoorwaarden te creëren om een voedzame dialoog op te starten.  Dat lukt aardig en de feedback vanuit de groep bevestigde dat ook. Natuurlijk zijn er altijd verbeterpunten. Als ik op mijn eigen handelen reflecteer én de feedback van de groep daarin meeneem zie ik de volgende ontwikkelings/verbeterpunten voor mijzelf:
- Laat personen altijd uitpraten (ook als ben ik nog zo enthousiast en wil ik graag informatie delen)
- Probeer minder te sturen. Dit laat een dialoog meer op gang komen
- Timemanagement kon beter
- Aansluiting op volgende kennisdialoog was niet helemaal helder
- Soms herhaalde ik teveel wat al besproken was (dit deed ik bewust maar wellicht is dat met deze groep niet nodig)

De bedoeling is om een veilig en creatieve sfeer te creëren waarin inzichten kunnen ontstaan en worden gedeeld. Mijn toch wat sturende houding kan daarin tegenwerken. Bewustwording daarvan is goed, immers kan ik deze kennis meenemen en toepassen in de volgende kennisdialoog.


Ik ben erg blij met het eindresultaat en heb zeer prettig samengewerkt met Lars, Huib en niet te vergeten de andere kennisdialooggroep: Dennis, Dagmar én Maartje. Zij sluiten met hun kennisdialoog perfect aan op onze kennisdialoog. Met z’n allen hebben we een leuk en verrijkend programma ontwikkeld in een relatief korte tijd. Kortom, weer een zeer leerzame ervaring gedurende mijn MLI carrière én zeker voor herhaling vatbaar!



woensdag 5 oktober 2016

Virtual Reality conferentie

Recentelijk een Virtual Reality conferentie bijgewoond. Er was veel aandacht over het belang van didactiek i.s.m. VR. 

Sprekers waren o.a. Jos Arets, auteur van het boek 70:20:10 - naar 100% performance. Hij sprak over over werken & leren, prestatieverbetering en natuurlijk het 70:20:10 leermodel. Michiel van Eunen was er ook en benaderde leren vanuit een hele andere invalshoek en sprak inspirerend over Gamification en hoe het menselijk leergedrag op positieve wijze beïnvloed kan worden door spelprincipes en speltechnieken aan te wenden in de leeromgeving.

Daarnaast was er veel aandacht voor de ontwikkelingen in VR-techniek én ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek.

Een buitengewoon leerzame en nuttige bijeenkomst waar volop de mogelijkheid was om te netwerken. 




maandag 19 september 2016

Brainstromen en kennisuitwisseling met MLI medestudenten

Afgelopen maandag volop zitten brainstromen met mijn MLI medestudenten over de invulling van onze LA3 kennisdialoog. Het was een vruchtbare sessie met op het einde een volledig uitgeschreven verloop, taakverdeling en plan van aanpak. Nu de uitvoering nog!


Week van de Nederlandse Automotive Innovatie

Vandaag samen met mijn collega Jorie een bezoek gebracht aan de Automotive campus in Helmond (dat in het zonnige zuiden ligt) tijdens de week van de Nederlandse Automotive innovatie. We hebben daar volop contacten uitgewisseld en veel kennis gedeeld én mogen ontvangen!

Helmond, of ‘Hellimond’ voor haar lokale bewoners, staat van oorsprong bekend om haar metaal- en textielnijverheid maar is tegenwoordig het gezicht van jongeren in trainingspakjes én de Automotive campus. Daar hebben Fontys, TNO en allerlei andere scholing- en onderzoeksinstituten in de Automotive sector een huisvesting gevonden.

Vandaag stond in het teken van alternatieve aandrijflijnen/brandstoffen. Diverse ambassadeurs van grote fabrikanten zoals Prins autogassystemen, VDL ETS en brancheorganisatie Transport & Logistiek deden hun verhaal. Ook Prof.Dr. Philip de Goey, expert op het gebied van ‘Combustion Technology’ aan de Technische Universiteit Eindhoven heeft wat toegelicht over de brandstoffen van de toekomst in ultra schone nul-emissie verbrandingsmotoren. 

Op dit moment zijn alle autofabrikanten bezig met het ontwikkelen van alternatieve aandrijflijnen, naast de verdere ontwikkeling van de verbrandingsmotor zoals bijvoorbeeld Mazda dat doet. Prof.Dr. Philip de Goey voorziet nog steeds ruimte voor fossiele brandstoffen in de toekomst. Daarvoor zal het rendement van de verbrandingsmotor wel moeten toenemen. De beste man vertelde over experimenten waarbij een dieselmotor een rendement heeft gehaald van 59%! Hoe? Door de verbranding te vertragen en heel vroeg in te spuiten. Daarvoor zijn wel andere brandstoffen nodig óf een voorinspuiting van diesel alvorens de hoofdinspuiting van benzine zal plaatsvinden. Hij is van mening dat de verbrandingsmotor beter kan maar ook de brandstoffen en het productieproces hiervan. Want wat uit de uitlaat komt is niet de enige uitstoot. Er dient breder gekeken te worden, ook door de overheid: van de eerste druppel olie die uit de grond komt tot het verbranden van het goedje.

Merken zoals Toyota, Honda en Hyundai hebben reeds modellen met waterstoftechnologie op de markt gezet. Op Heavy Duty gebied zijn deze ontwikkelingen ook in gang gezet. Enkele trucks en bussen rijden al op waterstof. Naast de technische know-how speelt regelgeving, subsidiering, maar ook de keuze van OEM’s en toeleveranciers een belangrijke rol in de verspreiding van alternatieve technologieën. Het lijkt erop dat de techniek niet de remmende factor is maar eerder de wet- en regelgeving per gebied of land. Oh ja, en dan de stakeholders die wat aandelen hebben in de olieraffinaderijen. 

Voorspellingen, al dan niet onderbouwd over welke technologie zal doorbreken zijn volop gedaan. Het blijft lastig maar Jorie en ik zijn vandaag toch weer wat slimmer geworden.


zondag 18 september 2016

Virtual Reality in education, why (not)?

Onderstaand verhaal heb ik recentelijk op mijn LinkedIn-profiel gepost. De bevindingen vanuit mijn literatuurstudie voor LA5I vond ik te interessant om voor mezelf houden:


For my Master Thesis I am researching the usability of Virtual Reality (VR) in automotive technical training. Virtual Reality is at the moment a hot item in every line of business. Actually, it is so hot, that you could easily burn your fingers on it (yes, this is a metaphor). This is something that I certainly don’t want to do, but it is very likely because I hear a lot of statements about VR which are often not substantiated what so ever. So therefore I am forcing myself to temper my enthusiasm and trust on my research skills, because I don´t want to make any false assumptions which could jeopardize the reliability of my research project.

At this moment, I am far from completing my research project. However, I would like to share some insights with you, which I gained during my literature study. To my surprise, I have found tons of literature and scientific studies about VR and its role in educational purposes. Some research and its corresponding publications go back to the early ´90! Although the technique of VR has drastically developed itself since then, the essence of learning is not. Our (learning) brain stills operates in the same way as in the early ’90 (although insights about how learning takes place has been drastically changed). So the scientific research of those days is still relevant, even today. So why should you use VR as an educational tool? The following insights, which I mentioned here below find their origin in literature published between 1990 until now and are just some of the learning solutions that VR can provide. Virtual Reality can be supportive for:


Learning situations where the development of spatial visualization ability is required:
Scientific research had proven that students who learn in a VR simulation outperform students who learn with 2D materials when it comes to the development of spatial insight/awareness. The use of virtual environments providing three dimensional representations reduces the cognitive load, whereas students who learn with 2D materials mentally need to construct representation of dynamics and depth (unavailable when presented using two dimensional). In complex learning situations/subjects and the use of a non VR environment, students are required to involve complex cognitive activities by directing attention to multiple sources of information, and to synthesize these before proceeding further. The need to integrate information from multiple sources imposes extraneous cognitive load that may inhibit learning.

Experience and practice: 
Virtual Reality can provide an unlimited learning environment in which students can practice their skills. When the VR simulation is constructed, there are no financial, ethical or technical risks. Also, there is the possibility to experience and understand abstract concepts, like changes in physical laws, observations at atomic or planetary scale, visualize abstract concepts, visiting previously impossible environments or interact with events that would otherwise not be possible by distance, time, or security reasons. Virtual Reality can more accurate illustrate some features, processes, and so forth than by other means. Virtual Reality allows extreme close-up examination of an object. Also, VR creates the opportunity for insights based on new perspectives.


Of course, not everything that I mention can be realized with Virtual Reality only. But, according to scientific research, VR does provide the best way to get there. Also, the outcomes of scientific research are not always transferable to the practical implementation of it. Just remember that Virtual Reality is an educational tool and no one should assume that VR automatically provides a good learning environment. And at last, at this moment, the cost of developing an Virtual Reality educational environment can only be justified when Virtual Reality has a learning advantage above alternative learning tools with lower costs. So always ask yourself and your stakeholders, why should we choose for Virtual Reality? Maybe this article can provide you with some guidance in making that decision. Good luck!

maandag 25 april 2016

LA 2 gehaald met een GOED!

Op tijd de producten ingeleverd en toen begon het wachten op terugkoppeling. De ‘refresh’ knop is gemiddeld 12x per minuut aangeklikt gedurende deze avond.
Ik had er vertrouwen in een leuk herontwerp ontwikkeld te hebben, maar voldeed alles aan de criteria? Dat vond ik zelf moeilijk om te bepalen. Ik was dus behoorlijk zenuwachtig toen ik het beoordelingformulier opende en begon te lezen. Tot me verbazing had ik het niet alleen gehaald….maar ook met een GOED! En daar ben heel blij mee:)


Ik vond dit LA zwaarder dan LA1. Mede omdat ik continu een vertaalslag moest maken naar mijn eigen ‘niet schoolse’ onderwijspraktijk. Ik vond dit LA daarentegen wel de leukste maar vooral de meest leerzame. Mijn vaardigheden en kennis zijn echt tot een hoger level gekomen en ik voel me ook competenter om lastige ontwikkelingsopdrachten of vraagstukken beter te behandelen. Ik zeg: Doel behaald!


dinsdag 5 april 2016

Kernkwaliteiten: reflectie op mezelf en mijn leerteam

Aan het begin van LA2 hebben we als leerteam samen gezeten en onze kernkwaliteiten toegedeeld. Bij mij kwam er het volgende uit: doelgericht, leergierig, gedisciplineerd, gestructureerd en betrokken.

De twee kernkwaliteiten die soms botsen met elkaar zijn: doelgericht en gestructureerd. Omdat ik sterk doelgericht ben, wil ik graag stappen maken. Niet te lang ergens bij stil staan. In die zin hou ik er ook wel van proefdondervriendelijk wat te 'freestylen' en gaandeweg zaken te verbeteren. Soms verlies is dan teveel de structuur en ben ik werk dubbel aan het doen of overzie ik het plaatje niet meer.

Toch heb ik mijzelf dit LA goed weten af te remmen, in tegenstelling tot LA1. Daar ging ik als een raket, maar soms ook zonder duidelijk baan op mijn doel af. Dit LA heb ik veel beter en efficiënter gewerkt, door mezelf regelmatig te dwingen rustiger aan te doen. Dat is soms gelukt, en soms ook niet.

Voor het volgende LA ga ik proberen dat nog beter te doen. Meer afremmen, soms een afstandje nemen en daarna pas handelen.  

De andere kernkwaliteiten hebben alleen maar een positieve bedragen gehad aan dit LA. Ook mijn leerteam heb ik als prettig ervaren. Jolijn en David hebben beide een pragmatische instelling en daar hou ik van. We hebben geregeld werk verdeeld. Dat ging goed en vrijwel vanzelf.  

Wat betreft aanvulling op elkaars werk is het voor iemand in mij positie wel een lastig. Jolijn en David werken beide in het PO en ik in het bedrijfsleven. Dus er dient wel eens een vertaalslag gemaakt te worden. Toch hebben we allemaal ons best gedaan elkaars werkvelden te begrijpen en hier zo goed mogelijk feedback op te geven. En ik denk dat de verschillen in werkvelden soms juist een positieve bijdrage hebben geleverd door een breder perspectief toe te passen.

zaterdag 26 maart 2016

Herontwerp: work in progress

Volop bezig met het maken van materialen voor het herontwerp. Momenteel heb ik een super leuk idee bedacht (vind ik zelf dan).

Cursisten werken aan het oplossen van storingen d.m.v. het aanbieden van casussen. Daarin dienen zijn diagnosegespreksvaardigheden te beheersen en aan de klant de juiste vragen te stellen om deze casus op te lossen. Net als een dokter dat doet bij zijn patiënten. Voorwaarde om verder te komen in het curriculum is het oplossen van de gegeven casussen.

Deze worden altijd opgelost want ze kunnen de trainer altijd om hulp vragen. Dit is echter niet zonder gevolgen, want hiervoor dienen ze punten in te leveren. Gedurende het gehele curriculum wordt namelijk een puntentelling bijgehouden. Ze kunnen ook punten verdienen door de juiste vaardigheden en gedragsindicatoren te vertonen. Maar ook door het oplossen van de casussen. Op het einde van het curriculum worden alle punten bij elkaar opgeteld en de winnaar: die is gekwalificeerd voor de MazTech finale 2016!

Deze prestigieuze competitie heeft normaal gesproken een zware selectie waarbij alleen de beste Master Technicians toegang krijgen. Nu kunnen aanstromende Master Technicians in spe al een plekje veroveren.

Het idee is nog niet helemaal concreet maar dit zijn mijn ideeën tot heden......wish me luck!

maandag 21 maart 2016

The 'pitch'

Vandaag een pitch gehouden omtrent mijn herontwerp. Michiel, Jolijn, David en onze uitgenodigde expert Pieter hebben mij voorzien van feedback. Hoewel mijn verhaal niet echt een pitch was, was het wel een duidelijk verhaal. Dat laatste was zeker niet vanzelfsprekend want mijn herontwerp is niet makkelijk te begrijpen. Een belangrijke reden daarvoor is omdat mijn ontwikkelingsgebied niet in een scholenomgeving bevind.

Naast de feedback punten waarvoor nog wat werk verricht moet worden om deze te verwerken, waren er ook punten waardoor ik mij besefte dat een aantal noodzakelijke elementen al in het herontwerp zitten verweven.....onopzettelijk. Dat is weer een meevaller!

Voor de PPT van de pitch....klik hier.


zaterdag 19 maart 2016

Rol van MLI'er begint vruchten af te werpen

Vandaag de opdracht gekregen om op de werkplek een handleiding of toepassingsgids te schrijven voor toekomstige (jonge) collega trainers. In de handleiding/gids wordt toegelicht hoe zij het 4C-ID model kunnen gaan toepassen in hun trainingen. Precieze invulling hiervan is nu nog onbekend en zal volgende week worden besproken.

Dit is de eerste opdracht die ik vanuit TTA krijg waarmee ik mijn rol als MLI’er kan gaan toepassen. Mijn leidinggevende kwam zelf naar mij toe om te vragen of ik mij hiermee bezig wilde houden. Natuurlijk wil ik dat!


Het bezig zijn met dit soort activiteiten is precies wat mij zo aantrekt dus ik ben helemaal blij met deze eerste opdracht, waarbij ik mijn MLI kennis kan gaan gebruiken om binnen TTA een beter inwerktraject te creëren. 

donderdag 17 maart 2016

Verwerking van feedback op trapmodellen

Afgelopen maandag feedback ontvangen van ‘peers’ en Michiel op de trapmodellen. De belangrijkste feedbackpunten hierop waren:
- Door het gebruik van hyperlinkjes werd het lastig de oplopende complexiteit van de eindtermen te zien
- Er waren teveel lesdoelen voor het ontwikkelingsdomein ‘communicatie/gespreksvaardigheden’
- Formulering van de lesdoelen: beginnen met de actie/werkwoorden

Belangrijkste doorvoeringen die ik heb gedaan n.a.v. de feedback:
- Ik heb de lesdoelen voor het ontwikkelingsdomein ‘communicatie/gespreksvaardigheden’ drastisch ingekort. Hierbij heb ik enkel de focus gelegd op de gespreksvaardigheden die direct nodig zijn voor het stellen van juiste diagnose.
- Hyperlinks verwijderd en veel tijd gestoken in een overzichtelijke afbeelding waarin alles staat
- Formulering van alle lesdoelen flink op de schop genomen

Kortom, alle feedback verwerkt en ik moet zeggen dat ik me hier ook wel in kon vinden. Ik ben tevreden met het nieuwe resultaat en van mening dat er nu een beter trapmodel ligt dan voorheen. Omdat ze nog niet volledig klaar zijn voeg ik nog geen verwijzingen toe.....wordt dus vervolgd!

zaterdag 12 maart 2016

Trapmodellen: klaar voor feedback

Eindelijk de laatste hand kunnen leggen op de trapmodellen voor de ontwikkelingsdomeinen ‘feedback’ en ‘communicatie/gespreksvaardigheden’. Het schrijven van de trapmodellen is een zeer tijdrovende en intensieve klus gebleken. Er waren namelijk geen eindtermen voor deze ontwikkelingsdomeinen. Dat maakte het voor mij een grotere uitdaging dan voor mijn medestudenten, die daarentegen wel konden terugvallen op landelijke (beleids-)kaders, kwalificatiedossiers of sectorspecifieke kaders.

Ik ben als volgt te werk gegaan. Voor het ontwikkelingsdomein ‘communicatie/gespreksvaardigheden’ heb ik de volgende documenten geraadpleegd:
- Lesplan van MTC_319
- Beroepscompetentiesprofiel diagnose technicus/ technisch specialist/ Master Technician autotechniek niveau 4
- Kwalificatiedossier diagnose technicus/ technisch specialist autotechniek niveau 4
- Eindtermen diagnose technicus/ technisch specialist/ Master Technician autotechniek niveau 4

In al deze documenten staat zeer summier beschreven welke gedrag- en prestatieindicatoren technici op niveau 4 dienen te beheersen. Deze heb ik uit de bovenstaande documenten geknipt en herschreven als eindterm. Dat was een behoorlijke lijst geworden die niet praktisch toepasbaar meer was. Ik heb daarom de overlappende eindtermen verwijderd of samengevoegd. Vervolgens heb ik op basis van een literatuurstudie de eindtermen nog kunnen aanvullen zodat het trapmodel ook uitdagend en vernieuwend is, maar vooral ook beter wordt dan elke andere technische niveau 4 opleiding in dit ontwikkelingsdomein. Naar mijn inzicht heb ik nu alles dekkend en nog belangrijker…..ook toepasbaar en geschreven in waar te nemen competenties. De laatste stap was het gebruiken van deze eindtermen in een taxonomie.

Voor het ontwikkelingsdomein ‘feedback’ kon ik naar ruim 12 zoekuren! de conclusie trekken dat hiervoor geen praktisch toepasbare eindtermen voor te vinden waren. A.d.h.v. literatuur en beschreven coaching trajecten op het gebied van gespreksvaardigheden in andere sectoren (psychologie en psychiatrie) heb ik eindtermen kunnen schrijven die ook nu naar mijn inzicht en die van mijn collega Rory (afgestudeerd MLI’er) passend zijn voor onze beroepscontext. Ook deze als laatste stap gekoppeld aan een passende taxonomie.


Kortom, een behoorlijk traject waarvan ik niet had gedacht dat dit zoveel werk zou omvatten. Maar ik ben nu wel enorm blij dat de trapmodellen klaarliggen voor feedback. Deze worden op basis daarvan nog aangepast en dan…..eindelijk……kan het herontwerp beginnen!

Trapmodel: feedback a.d.h.v. de taxonomie van Bloom



Trapmodel communicatie en gespreksvaardigheden a.d.h.v. de taxonomie van Romiszowski











donderdag 10 maart 2016

Docentenfeedback en een voldoende op het CA!

Vandaag de feedback mogen ontvangen van Michiel. De feedback van Michiel komt in grote lijnen overeen met de feedback die ik heb ontvangen van mijn 'peer' beoordelaar Jolijn. Een terechte opmerking was het feit dat de hoeveelheid bronnen die geraadpleegd zijn om het curriculum te analyseren redelijk summier is. Een belangrijke reden hiervoor is het feit dat in 'technische training-land' weinig staat uitgeschreven in vergelijking tot reguliere scholen/opleidingen.

Niettemin vonden beide feedbackgevers de conclusie die uit de analyse voortkwam logisch. Een andere opmerking was dat ik in losse teksten extra toelichtingen/achtergrondinformatie had uitgeschreven die beter in de eerste kolom 'Intended' verwerkt hadden kunnen worden. Daarnaast was mijn visualisatie redelijk 'sober' en had de Prezi er wat vlotter uit kunnen zien.

Maar goed, dat waren de minpunten en tevens aandachtspunten voor de volgende keer. Er zijn gelukkig ook veel pluspunten, en gelukkig overheersen die in het curriculumanalyse waardoor ik met een goed gevoel kan melden dat deze is beoordeeld met een V/G. Een prima beoordeling waar ik alleen maar blij mee kan zijn. Eén is er binnen, nu nog de volgende stukken: de doelbepaling en het herontwerp!


Wish me luck...

zaterdag 5 maart 2016

Conceptmap progressiegerichte feedback

Klik hier voor een PNG bestand indien een hogere resolutie gewenst is.


Brainstormen met collega over herontwerp

Gisteren een goed gesprek gehad met een collega die een aantal jaartjes terug ook de MLI heeft afgerond. Voor het herontwerp dienen trainers vaardig te worden/zijn in het geven van feedback. Momenteel ben ik ideeën aan het opdoen om tot een goed model hiervoor te komen. Hoe kunnen we intern ervoor zorgen dat trainers hier vaardig in worden?

Mijn collega (Rory) houdt zich momenteel vooral bezig met het coachen van trainers en het organisatorisch aspect van onze organisatie. Hij heeft een goed beeld van wat er wel en niet mogelijk is binnen de organisatie omtrent training van trainers. Om die reden wilde ik bij hem eerst meten wat de mogelijkheden zijn. Want mijn uiteindelijk doel is om een herontwerp te ontwikkelen wat ook daadwerkelijk geïmplementeerd kan worden. 

Duidelijk wordt dat het budget hiervoor beperkt zal zijn. Rory ziet wel veel positieve aspecten aan het trainen. Er zijn nog een aantal andere randvoorwaarde die hij benoemd heeft waar ik nu niet verder op inzoom i.v.m. de gevoeligheid van de informatie. Maar belangrijk is het feit dat ik nu een goed beeld heb van wat de mogelijkheden zijn binnen TTA voor trainingsmogelijkheden intern. 

donderdag 3 maart 2016

Mijn flowmoment: Go with the Flow!

Wat is flow? Die vraag kunnen we op twee manieren benaderen. De eerste is volgens de wetenschappelijke definitie daarvan en welke onderzoeksresultaten daaruit voort zijn gekomen. De tweede is de persoonlijke benadering over hoe ik ‘flow’ zie en waarschijnlijk raad je het al, het wordt de tweede.

Iedereen (tenminste daar ga ik vanuit) heeft activiteiten die hij/zij graag uitvoert. En dan bedoel ik niet de leuke opdrachten op het werk of een avondje stappen. Ik bedoel de activiteiten waarvan je gelukkig wordt, waarvan je niet kunt voorstellen dat je ze niet zou kunnen uitvoeren. Dat zijn de activiteiten die je moet ondernemen om flow te creëren.

Flow is voor mij synchronisatie. Het moment waarbij mijn lichaam, geest en de complete activiteit volledig op elkaar zijn afgestemd…..zeg maar ‘gesynchroniseerd’. Ik ben de activiteit, de activiteit is mij. Tijd bestaat niet, mensen bestaan niet, alleen ik........en de activiteit.


Mijn flow momenten ontstaan tijdens het sleutelen en dan met name het in elkaar zetten van motoren of versnellingsbakken. De geur, het gevoel, een druppel olie op de juiste plaats voordat het onderdeel definitief in het motorblok verdwijnt om vervolgens als een ‘gesynchroniseerde’ machine zijn eigen flow moment te maken. En ik, ik sta er dan langs met mijn eigen flow moment, na te genieten met op de achtergrond het knorrende geluid van een motor die net weer tot leven is gekomen.


dinsdag 1 maart 2016

Frustratie dagje

Vandaag een dagje vrij gepland om te werken aan school. Volgens mijn rationele inschattingen lig in verhouding tot de rest van de klas prima op schema maar voor mijn gevoel moet ik toch echt flinke meters gaan maken…..vandaar dit dagje.

Op de planning stond de eindtermen zoeken en uitschrijven voor het ontwikkelingsdomein ‘feedback’. Mocht dat niet lukken dan op zijn minst een goede start hierin maken. Nou……dat doel is nog niet misschien gehaald.

Na het werken van 9:30 tot 17:30 met daar tussenin een pauze van 30 minuten en een paar bakken cafeïne, heb ik welgeteld één literatuur stuk gelezen. Het vinden van (naar mijn mening) goede stukken literatuur valt tegen. Na het lezen van dat ene stuk kwam ik erachter dat de taxonomie van Gagné ook niet gaat werken voor wat ik wil bereiken. Dus dan maar op zoek naar een andere (wel passende) taxonomie. Uiteindelijk sprak Bloom mij om diverse redenen aan, maar goed, dan moeten we ons daar weer in verdiepen. In het kort, van de planning en doelen die ik me vandaag had voorgenomen is dus niet veel terecht gekomen. Persoonlijk een lichtelijke frustrerend gevoel hieraan overgehouden, zeker omdat ik speciaal een dag vrij heb genomen om  meters te maken. Voor mijn gevoel ben ik dan ook niet efficiënt bezig geweest en had ik alles een stuk slimmer kunnen aanpakken, achteraf gezien.....

In contrast daarmee zijn de voorgaande werkzaamheden wel erg efficiënt verlopen dus dat is een troost.

Conceptmap toetsing n.a.v. PPT college LA2-6

Klik hier voor een PNG bestand indien een hogere resolutie gewenst is.


maandag 29 februari 2016

LA2-6 opdracht ontwerpbureau: uterus instructional design model (UIDM)

Met gepaste trots presenteren wij van ontwerpbureau Did@ctief een ID model voor differentiatie. Het is gebaseerd op de concepten uit Scaffolding en begrippen uit literatuur over differentiatie. Ons kindje heet het Uterus model. We laten aan u de verbeelding over waarom....

Klik hier voor een PNG bestand indien een hogere resolutie gewenst is.

zondag 28 februari 2016

Stand van zaken 28-02-2016

Dit weekend weer volle bak aan de studie gezeten. Ik heb goed kunnen doorwerken en dat is terug te zien in het werk dat verzet is. Ben net klaar en ben erg blij met de stappen die er gemaakt zijn. Van de week volop gezocht naar landelijke (beleids-)kaders, kwalificatiedossiers of sectorspecifieke kaders. Ik heb uiteindelijk het kwalificatiedossier gebruikt dat gebruikt voor diagnosetechnicus motorvoertuigentechniek niveau 4 (ook wel Master Technician niveau) en tevens het lesplan dat geschreven is voor Mazda’s eigen communicatietraining MTC_319. Daarnaast heb ik door het operationaliseren van de concepten de eindtermen kunnen aanvullen met prestatie indicatoren die relevant zijn. Het is dus een mengelmoes geworden maar wel een heel compleet pakket waarbij heel veel aan bod komt.

Vandaag heb ik dat document gebruikt om bij elke eindterm een passende taxonomiecode te plaatsen. Bij elke code behoort, volgens de theorie van Romiszowski, een passende onderwijsmethode (Valcke, 2010). Zo kan een trapmodel gecreëerd worden dat opklimt in competentieniveau (figuur 1).





En nu maar eens weekend houden;)

dinsdag 23 februari 2016

maandag 22 februari 2016

Bezoek innovatieve school 'De Fonkeling'

22-02 is het zover. Een bezoek aan basisschool 'De Fonkeling'. Voor mij even wennen, het laatste bezoek aan een basisschool was ruim 20 jaar geleden en voor eigen gebruik.

Wat meteen opvalt is het gebrek aan klassen of lokalen. Alles is ruim van opzet en er wordt veel gebruikt gemaakt van open ruimtes. Kinderen zijn weliswaar per afdeling ingedeeld op leeftijd maar echte grenzen of gesloten deuren bestaan niet op De Fonkeling.

Na een goed ontvangst werd er een presentatie gegeven over de visie van de school en het geïmplementeerde onderwijs. Er vindt veel differentiatie plaats. Leerlingen die uitblinken hebben de mogelijkheid hun kennis en kunde een stap verder te zetten, kinderen die wat meer moeite hebben om op schema te blijven krijgen begeleiding en coaching. In alle gevallen wordt de leerling betrokken bij zijn/haar eigen ontwikkeling. Dat geldt ook voor de ouders, die bewust kiezen voor deze school en onderwijsvorm. Ouder(s) en kind beginnen minimaal 1x keer per week de dag door samen te werken aan een opdracht op school. Ouder(s) en kind zijn ook beide aanwezig tijdens oudergesprekken. Er wordt gewerkt met een portfolio i.p.v. een rapport, een bewuste keuze om zo meer zicht te hebben op de ontwikkeling en minder de focus te leggen op momentopnames. Dat portfolio is overigs ten alle tijde toegankelijk voor docenten, ouders en de leerling zelf die er altijd iets aan kan toevoegen.

Leerlingen werken gedeeltelijk met instructie en gedeeltelijk zonder instructie, afhankelijk van het rooster. Er wordt een groot beroep gedaan op de zelfregulatie, zelfsturing, zelfstandig werken maar ook samenwerking! En ondanks de leeftijd waren alle leerlingen gemotiveerd bezig met hun eigen projectjes, en bewijs dat ze het dus wel kunnen op deze leeftijd.

De resultaten van de CITO staan gelijk aan die van 'normale' scholen. Uitstromers naar de middelbare school die een aantal jaren op De Fonkeling hebben gezeten zijn positief. Omdat deze school pas bestaat vanaf 2007 zijn de lange termijn effecten van dit type onderwijs nog niet direct zichtbaar. Daar zou ik erg benieuwd naar zijn.

Mooi om te zien dat het ook anders kan. En dat een school met een team van docenten die bewust kiezen voor een andere aanpak daar iets moois van kunnen maken. Anders is niet altijd beter en ik weet ook niet of dit voor elk kind passend onderwijs is. Echter ben ik wel van mening dat dit voor een hele grote groep kinderen een buitengewoon mooie plek is om zich te ontwikkelen en zij daar later de vruchten van kunnen plukken!

Met dank aan David voor het faciliteren van dit inspirerende bezoek!

zondag 21 februari 2016

Stand van zaken 21-02-2016

Na de 3de week van een 28 daagse trainingsmarathon waarbij ik het hele land doorreis om op verschillende locaties te trainen, en werkweken maak van +55 uur, heb ik mezelf dit weekend getrakteerd op een lekker weekendje studeren. Wie heeft er een sociaal leven of vrienden nodig met dit schema? Ik vraag me af of ze me nog zullen herkennen?

Vrije tijd zit er dus even niet in maar ik ben wel lekker opgeschoten. M.b.v. literatuur zijn de hoofdconcepten ‘Feedback’ en ‘Communicatie/gespreksvaardigheden’ geoperationaliseerd. Kortom, deze abstracte hoofconcepten zijn uitgeschreven in waarneembare kenmerken/handelingen.

Nu is het zaak deze waarneembare kenmerken/handelingen uit te schrijven in eindtermen. Bij voorkeur a.d.h.v. landelijke (beleids-)kaders, kwalificatiedossiers of sectorspecifieke kaders zoals Michiel dat schreef in zijn opmerking die hij plaatste n.a.v. het blogbericht: Idee voor herontwerp 2.0.
Nu zit hier een klein knelpuntje, want in ‘trainingsland’ waarin ik opereer wordt niet zo gek veel tot in de puntjes uitgeschreven. Deze week tracht ik verder te gaan met de zoektocht naar uitgeschreven eindtermen en ik heb gelukkig ook al wat kunnen vinden in het materiaal van de Mazda-trainingen.

Na het uitschrijven van de eindtermen worden deze verwerkt in een trapmodel. Voor het concept ‘Feedback’ ga ik het trapmodel van Gagné gebruiken. Voor het concept ‘Communicatie/-gespreksvaardigheden’ het trapmodel van Romiszowoski.

Indien dat klaar is, en dan nadert naar verwachting het einde van LA2 heel hard, wil ik graag nog een aantal (deel)producten maken waarmee ik een doorkijkje geef van het herontworpen curriculum. Ik heb begrepen dat het de bedoeling is dat hierin tevens elementen zoals ‘flow’ en ‘scaffolding’ in terug komen. Het college dat deze onderwerpen behandeld staat gepland voor 14-03-2016.

Wordt dus vervolgd.....

zaterdag 20 februari 2016

dinsdag 16 februari 2016

Idee voor herontwerp 2.0

In het curriculumanalyse komen kortweg twee discrepanties sterk naar voren:
  • Sommige trainingen hebben een sterke theoretische insteek terwijl het beoogde curriculum praktijk georiënteerd dient te zijn.
  • Alle trainingen (behalve MTC_319) worden afgesloten met een theoretische meerkeuzevragen toets.

Er is een gebrek aan constructieve uitlijning (Biggs, 2012; Biggs en Tang, 2011). In dit curriculum is de focus van de gewenste leeruitkomsten en de doceer/leeractiviteiten praktijkgericht maar wordt er theoretische getoetst (punt 2). En in sommige trainingen zijn de gewenste leeruitkomsten praktijkgericht maar zijn de doceer/-leeractiviteiten én toetsing sterk theoretisch georiënteerd (punt 1).

Met de theoretische meerkeuze vragen toets worden niet de vaardigheden getoetst die nodig zijn voor het systematisch diagnosticeren van storingen, omgang met diagnoseapparatuur en juist interpreteren van gemeten elektronische signalen (doorlopende leerdoelen). Volgens Van Berkel en Bax (2013) geeft deze vorm van toetsing vooral het inzicht of de cursist de feitelijke en begripsmatige kennis kan toepassen. Het toetst geen praktische of communicatieve vaardigheden die ook nodig zullen zijn bij het systematisch diagnosticeren.

Na wat sparren met Michiel ben ik mijn idee voor herontwerp gaan bijstellen. In een eerder blogbericht ‘Stand van zaken 02-02-2016: CA + 1ste idee doelbepaling’ heb ik toegelicht de communicatietraining MTC_319 te willen implementeren in de rest van het curriculum, nu is dat nog een losse training. Motivatie daarvoor heb ik toen ook beschreven, en tevens het idee om meer te gaan werken in ‘casussen’ die de cursisten krijgen. De trainer is dan de klant. De cursist dient de juiste vragen te stellen waarna deze begint met systematisch diagnosticeren. Gedurende de training dient er tussentijds verder gecommuniceerd te worden met de klant (trainer), bijvoorbeeld om uit te leggen waarom een specifiek onderdeel vervangen moet worden. Daarbij krijgt de cursist feedback op zijn communicatie vaardigheden maar ook op zijn diagnose vaardigheden. Eigenlijk zijn beide in elkaar verweven. Het een kan niet zonder het ander.

Op het einde krijgen de cursist een case waarbij er geen feedback of hulp wordt verkregen. Kan de cursist uiteindelijk de storing oplossen door juiste vragen te stellen, juist klantencontact en het toepassen van een juiste systematische diagnosestrategie, is deze Master Technician waardig. 

Het werken in de vorm van casussen, waarbij ook aandacht is voor het ontwikkelen van communicatievaardigheden, kan een idee voor herontwerp zijn. Echter is dat enkel de vorm. Belangrijke is wat hierachter schuilt, namelijk de ontwikkelingsdomeinen die cursist alsmede trainer dienen te maken, wil dit het gewenste resultaat geven.
Trainers dienen namelijk op de juiste manier te communiceren met de cursisten als zij de rol van ‘klant’ en ‘feedbackgever’ op zich gaan nemen. De rol van de trainers verandert hiermee sterk en is direct gekoppeld aan de ontwikkeling van de cursist. Feitelijk hangt of staat het met de juiste begeleiding en feedback. Kortom, voor dit herontwerp is het enorm belangrijk om een goed beeld te krijgen waaraan de cursisten, maar ook trainers dienen te voldoen. Welke kennis, vaardigheden en prestatie-indicatoren dienen te worden waargenomen? Welke eindtermen dienen er worden afgedekt? Hoe dient er feedback gegeven te worden? Hoe dienen diagnose gesprekken gevoerd te worden?




De afbeelding hierboven illustreert de wisselwerking tussen trainer en cursist gedurende de case/opdracht. De trappen illustreren de groei van de ontwikkelingsdomeinen (nu nog onbekend) die de trainer (mogelijk) en cursist dienen te maken om tot een goed eindresultaat te komen. 

De volgende stappen zou ik kunnen gaan ondernemen:
  • Begin met het uitwerken van de eindtermen voor beide ontwikkelingsdomeinen (a.d.h.v. literatuur)
  • Dan bepalen m.b.v. een passende taxonomie de trappen daar naar toe (schrijf leerdoelen uit naar eindtermen - vervolgens vanaf begin niveau daar naar toe werken)
  • Vervolgens het herontwerp globaal uitschrijven (hoe zie ik het voor me?)
  • Maak je een voorbeeld herontwerp/product


maandag 15 februari 2016

Curriculum-analyse deel A,B,C + peerfeedback Jolijn

Diverse peerfeedback is al verwerkt. Klik hier voor het CA (deel A+B) en hier voor deel C.

Voor de gegeven peerfeedback klik hier.

zondag 7 februari 2016

Conceptmap: Taxonomie van Romiszowski

Hierbij een mindmap die ik heb gemaakt na het lezen van diverse literatuur over de taxonomie van Romiszowski. Klik hier voor een PNG bestand indien een hogere resolutie gewenst is.


vrijdag 5 februari 2016

Taxonomie van Romiszowski

Na het bestuderen van 12 verschillende taxonomieën heb ik een goed beeld verkregen over de belangrijkste verschillen en toepassingen daarvan. Mijn doel was om een passende taxonomie te vinden op mijn CA en doelbepaling. 

Toen ik aan het lezen was over de taxonomie van Romiszowski viel alles op zijn plek. Ik ben wel blij dat ik deze taxonomie als een van de laatste heb gelezen, want anders was ik per direct gestopt met zoeken. Deze taxonomie is uitermate geschikt voor het beroepsonderwijs. Andere belangrijke motivaties ondersteunen nog verder de keuze voor Romiszowski:
  • Toetsing op vaardigheden: psychomotorische handelingen - reproductieve en productieve vaardigheden
  • Toetsing op kennis: feitelijke en begripsmatige kennis
  • Leent zich goed voor probleemoplossende en geleide- ontdekkende methodes; perfect voor casestudies of simulaties
  • Opgedane kennis en vaardigheden toepassen in nieuwe onbekende situaties; in training en toetsing
Er zijn nog meerdere redenen waarom Romiszowski een geschikte kandidaat lijkt te zijn. De literatuurstudie dusver was nog redelijk oppervlakkig van aard. De bedoeling was om eerst een goed beeld van alle mogelijke taxonomieën te verkrijgen. Voor de volgende stap wil ik mij verder gaan verdiepen in de theorie achter de taxonomie van  Romiszowski. Pas dan wil ik een definitieve keuze maken.








dinsdag 2 februari 2016

Stand van zaken 02-02-2016: CA + idee herontwerp

Vanuit het CA komt sterk naar voren dat de toetsing meer praktijkgerichter dient te verlopen om een betere constructieve uitlijning in het curriculum te verkrijgen tussen de gewenste leeruitkomsten, de doceer/leeractiviteiten en de toetsing (Biggs, 2012; Biggs & Tang, 2011).

Daarnaast kwam uit het CA tevens dat een aantal trainingen praktijkgerichter dienen te verlopen om zo een uitlijning te verkrijgen met de bedoelde en geïmplementeerde visie van het Mazda Master Opleidingsplan, dat een sterke focus op praktijkgerichte trainingen vereist.

Vanuit de MLI werd geadviseerd een keuze te laten vallen op één van deze twee discrepanties omdat LA2 gerealiseerd dient te worden in de 9 lesweken die er voor staan. Keuze is gevallen om de focus te leggen op de toetsing. Motivatie hiervoor ligt in het feit dat de toetsing in elke training terugkomt (behalve MTC_319). De invloed van een positief herontwerp werkt dan door in het gehele curriculum. Kortom, ik verwacht meer te bereiken door een herontwerp te maken voor de toetsing dan een herontwerp te maken voor een aantal trainingen niet voldoende praktijkgericht zijn. Daarbij komt nog eens kijken dat Mazda heeft toegezegd, gedurende mijn presentatie over de voorlopige uitkomsten van mijn CA, dat wij vrij zijn eventuele trainingen aan te passen indien zij hierdoor praktijkgerichter worden. Zie ook mijn blogbericht ‘Presentatie op werkplek n.a.v. curriculumanalyse deel A’ van 30-01-2016.

Een 1ste idee voor herontwerp zou kunnen zijn om de trainingen meer in te richten als ‘probleem gestuurd onderwijs’. Ik moest hieraan denken n.a.v. de opdracht die is uitgevoerd tijdens LA2-3. Daarbij gaven diverse leerteams feedback op elkaars ‘divergent denken’ op een open vraag. Een ander leerteam kwam daarbij met het idee om een soort simulatie te maken waarbij klanten (acteurs) ‘hun’ auto komen brengen die niet naar wens werkt. Ik heb daar deze week nog verder over nagedacht en het zou heel mooi zijn om communicatie vaardigheden te verwerken in de trainingen. Want alle Master Technician trainingen hebben als overkoepeld thema: systematische diagnosticeren. En een goede diagnose begint bij een goed klantengesprek. De juiste vragen stellen, bevestiging van de klacht, en andere informatie is cruciaal. Een simpel voorbeeld uit eigen praktijk is een ervaring die ik had met een klant lang geleden. De klacht: ‘De auto start soms niet’.  Ik als ijverige monteur allerlei metingen verrichten om erachter te komen waarom de startmotor soms niet werkt. Is de startmotor kapot? Krijgt deze geen signaal? Zal de startblokkering soms weigeren? Waarom start die auto nou soms niet? Uiteindelijk bedoelde de klant dat de auto ‘soms niet aanslaat’. Kortom, hij startte wel, maar de verbrandingsmotor sloeg af en toe niet aan. Een hele andere zoekmethode is hiervoor noodzakelijk. Had ik de juiste vragen gesteld, was ik zeker vanuit een andere startpositie begonnen. Kortom, communiceren met de klant, andere afdelingen of directe collega’s is als Master Technician die diagnoses stelt cruciaal! Veel techneuten, en ik wil nu niet gaan generaliseren maar doe het lekker toch, zijn communicatief niet erg sterk. Het zijn vaak introvert mensen. Mijn ervaring kan dat bevestigen en mijn collega’s bij TTA ook. Niet voor niets heeft Mazda in het Mazda Master curriculum MTC_319 verwerkt, dit is namelijk een communicatie training van 2 dagen. Het is een belangrijke vaardigheid om te bezitten als technicus op dit niveau. Wat mij echter hieraan stoort is het feit dat deze training (MTC_319) pas helemaal op het einde van het curriculum wordt gegeven, en ook nog geen toetsing heeft.


Vanuit MMNL, door trainingsmanager Loek, wordt al langer geroepen dat er meer aandacht moet komen binnen de technische trainingen op het gebied van communicatie en klantencontact. Hoe mooi zou het zijn als ik meer praktijkgerichter kan gaan toetsen waardoor er wel een goede constructieve uitlijning ontstaat, meer kan trainen op klantencontact en communicatie tijdens de technische trainingen van het Master Technician traject en niet op het einde, en vervolgens MTC_319 kan laten vervallen, wat 2 dagen scheelt. Kortom, MTC_319 integreren in alle trainingen van het Master Technician curriculum. Daarbij moet gedacht worden aan casussen die de cursisten krijgen. De trainer is dan de klant. De cursist dient de juiste vragen te stellen waarna deze begint met systematisch diagnosticeren. Gedurende de training dient er tussentijds verder gecommuniceerd te worden met de klant (trainer), bijvoorbeeld om uit te leggen waarom een specifiek onderdeel vervangen moet worden. Daarbij krijgt de cursist feedback op zijn communicatie vaardigheden maar ook op zijn diagnose vaardigheden. Eigenlijk zijn beide in elkaar verweven. Het een kan niet zonder het ander! Op het einde krijgen de cursist een case waarbij er geen feedback of hulp wordt verkregen. Kunnen ze uiteindelijk de storing oplossen door juiste vragen te stellen, juist klantencontact en het toepassen van een juiste systematische diagnosestrategie, zijn ze Master Technician waardig. Ik ben van mening dat dit een beter manier van toetsing is dan een theoretische meerkeuze toets die alleen kennisreproductie vereist. Ik wordt enthousiast…..wordt vervolgd. 

zaterdag 30 januari 2016

Presentatie op werkplek n.a.v. curriculumanalyse deel A

Van de week was er een maandelijkse bijeenkomst van het Mazda-team op de werkplek. Hierbij waren mijn direct collega's aanwezig zoals andere Mazda trainers, Projectcoördinator, Accountmanager en de trainingsadministratie. Daarnaast ook onze klant, de trainingsmanager van Mazda Motor Nederland.

Tijdens deze bijeenkomst is er altijd wat ruimte voor eigen inbreng of het bespreken van knelpunten. Deze keer heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om een presentatie te geven over mijn bevindingen omtrent het curriculumanalyse deel A zover. Reden hiervoor was om informatie te delen en hopelijk wat inbreng vanuit het team te kunnen krijgen.

De reacties waren positief en iedereen vond het goed om te zien dat er gestructureerd naar het curriculum gekeken wordt. Ook vonden diverse collega's het goed dat er onderbouwing d.m.v. literatuur was. Tijdens de feedbackronde kwam ook naar voren dat ook andere collega's regelmatig gemengde gevoelens hebben omtrent de theoretische BKS toetsing. Echter wil men vanuit Mazda Motor Nederland graag vasthouden aan de BKS toetsing omdat deze in de gehele Nederlandse automotivebranche gerespecteerd wordt.

Niettemin werd er wel voorgesteld door te gaan met de analyse en met een goed alternatief curriculum te komen. Dat biedt dus perspectieven en kansen voor ons team. Ook het feit dat sommige trainingen een sterke theoretische insteek hebben, terwijl het beoogde curriculum juist praktische dient te zijn, werd goed ontvangen door het team. Ook vanuit Mazda werd alsnog bevestigd dat wij vrij zijn de trainingen anders in te vullen indien dat nodig is. Kortom, we krijgen dus vanuit Mazda goedkeur of een aantal trainingen te herontwerpen zodat zij meer praktijkgericht worden.

Hoewel het curriculumanalyse nog niet klaar is, werden de bevindingen zover goed ontvangen door het team en Mazda Motor Nederland. Belangrijk daarbij is het feit dat het team en Mazda Motor Nederland open staan voor veranderingen.

Wordt vervolgd.....

(Klik hier voor presentatie)



maandag 25 januari 2016

Hoe toets je praktijkgericht onderwijs?

Op de vraag die ik geformuleerd had 'Hoe toets je praktijkgericht onderwijs?' heb ik tijdens LA2-3 de volgende ideeën/peerfeedback mogen ontvangen:




Zichtbaar is dat veel opmerking zich richten op toetsing in de praktijk met 'echte' casussen die worden opgelost in een authentieke leeromgeving. Kennelijk vinden meerdere 'peers' dat je praktijkgericht onderwijs dan ook praktijkgericht moet toetsen.

Sterk daarbij vond ik het idee om het bedrijfsleven mee te laten beoordelen of de cursist aan het gewenste niveau voldoet met aanvullend hierop het presenteren van hun bevindingen aan experts uit het bedrijfsleven. Het idee om een simulatie op te zetten met acteurs die als klanten kunnen spelen en een 'real life' casus vond ik leuk alternatief idee.

































Presentatie curriculum analyse & idee herontwerp + peer feedback


Er wordt een curriculumanalyse uitgevoerd op het Master Technician aftersales curriculum van het Mazda Masters opleidingsplan in Nederland.



Vanuit supra en macro niveau wordt er in de visie een sterke nadruk gelegd op kleinschalige praktijk georiënteerde trainingen waarbij de relevantie van de alledaagse praktijk als uitgangspunt dient voor de invulling van elke training. Cursisten dienen volgende deze visie handvatten te krijgen om de professionaliteit en effectiviteit op de werkvloer te vergroten waarbij als einddoel de ‘Fix It right The First Time’ filosofie nagestreefd kan worden.

Er is een gebrek aan constructieve uitlijning (Biggs, 2012; Biggs & Tang, 2011) tussen de gewenste leeruitkomsten, de doceer/leeractiviteiten en de toetsing waar te nemen in het curriculum op twee manieren:



Sommige trainingen hebben een behoorlijke theoretische insteek terwijl de visie van beide trainingswijzers (MME/MMNL) berust op een praktische benadering (voorbeeld hiervan is de MTC_218 waarvan 50% theoretische classroom training is. Zie: lesplan MTC_218 en inhoud MTC_218.

Alle trainingen (behalve MTC_319) worden afgenomen met een theoretische BKS toets kennistoets die bestaat uit theoretische meerkeuze vragen. Dit sluit niet aan op de praktische insteek die beoogd en geïmplementeerde wordt (voorbeeld hiervan is de MTC_312. Zie lesplan MTC_312 en inhoud MTC_312 en voorbeeldvragen BKS toets_MTC_312).


Een idee voor een herontwerp zou kunnen zijn om de toetsing onder de loep te nemen of de trainingen die momenteel een zeer theoretische insteek hebben. Eerst ga ik mijn bevindingen presenteren in het team op mijn eigen werkplek. Daarna volgt een eventuele literatuurstudie op het specifieke gebied waar een herontwerp gaat plaatsvinden. 

maandag 18 januari 2016

Voldoende voor mijn visiestuk!

Begin november stelde ik mijn visiestuk beschikbaar in de MLI als voorbeeld. Ik was de eerste die al een visiestuk van kop tot staart had geschreven. De feedback die erop kwam was eerlijk maar was lastig om aan te horen nadat ik er zoveel uren er aan had gewerkt.

Thuis heb ik nog eens rustig naar de feedback gekeken en het volledige stuk in de prullenbak gegooid. Sommigen verklaarde me voor gek maar ik was van mening dat ik beter opnieuw kon beginnen met de kennis die ik inmiddels had gekregen door de feedback, dan dat stuk proberen op te poetsen en de structurele fouten te camoufleren. Ik zag nu waar ik de fout in was gegaan en wist dat ik het beter kon. Maar dan wel met nieuw materiaal.

Ik heb toen als een autistische geobsedeerde extremist avonden zitten schrijven tot diep in de nacht. De volgende dag er weer uit om 5:30! Jeeeuuhhhhh.... mooi leven! Gelukkig hebben ze koffie uitgevonden.....Thank god for that.

Dat klinkt een beetje ongezond en raar.........en dat is het ook. Maar dat is zo'n moment dat ik een doel voor ogen heb en alles om mij heen er niets meer toe doet. Gelukkig heb ik een lieve vriendin die mij dan de ruimte geeft en ervoor zorgt dat ik wel op tijd eet.....anders laat ik dat ook links liggen. Wellicht is dat gedrag iets om eens aan te werken als ik klaar ben met MLI :) Voor nu toch wel ooit een handige 'tool'.

Maar goed. Dan de nieuwe versie van het visiestuk. Met spanning heb ik gewacht op de beoordeling. En ik was erg blij te horen dat ik een voldoende heb gekregen en zelfs op een aantal punten een 'goed'. De feedback die ik heb gekregen was terecht en ik heb het voor mezelf samengevat. In het kort:

Er worden soms harde (zwart/wit) stellingen gedaan. Door het gebruik van veel concepten (zelfregulatie, motivatie, autonomie, gepersonaliseerd leren enzovoorts) missen de concepten wat diepgang en focus. Ze krijgen niet de aandacht en uitleg die ze wel verdienen. Ze worden onvoldoende gedefinieerd waardoor de samenhang niet altijd duidelijk is. In 3000 woorden is dit ook niet mogelijk. Een stevige relatie tussen die concepten is om die reden dan ook niet mogelijk. Keuze dient volgende keer te vallen op minder concepten en deze beter uitwerken. 


Paar kleine APA foutjes. Schrijfstijl en taalgebruik zijn duidelijk. Dat geldt ook voor de opbouw en de structuur. Minder concepten was beter geweest. Dan was er ruimte geweest deze beter toe te lichten en uit te werken waarna de definities en relaties tussen de concepten duidelijker beschreven kunnen worden. Wellicht wilde ik het weer ‘te goed’ doen?


Benieuwd naar het beoordelingskader met feedback van Sarah en Jack? Klik dan hier.

maandag 11 januari 2016

Feedback uit duogesprek met Elly van Berkel tijdens college LA2-2

11-01-2016   duo bespreking spinnenwebmodel


Tim is al goed opgeschoten met het verzamelen van de benodigde informatie en zijn analyse daarvan.
Hij geeft aan dat de trainingen die in zijn bedrijf aan technische Mazda praktijkgericht moeten zijn. 

Daar zit dan ook meteen een discrepantie. De analyse laat zien dat de theorie een te grote rol speelt in zowel de lesinhoud  als de toetsing.

Dit zal meegenomen worden in het ontwerp. Een andere invulling van de lessen en de toetsing.
We hebben het er samen over gehad dat Tim nog eens de beoogde doelen zou kunnen bekijken om dan daarna de lesinhoud praktisch aan te passen. Daarbij moet hij ervoor waken de alignment/constructieve uitlijning in het oog te houden.


Wat betreft de toetsing zou je kunnen denken aan ingebedde theorie in praktische toetsing

dinsdag 5 januari 2016

Aantekeningen: A curriclum perspective on plurilingual education

A curriclum perspective on plurilingual education

Een perspectief op een meertalig curriculum

Pagina 5
Curriculum definiëren en curriculum ontwikkeling
Definitie curriculum. Plan voor leren
Verschillende niveaus mogelijk als het gaat om curriculumontwikkeling
1.       Supra: International en vergelijken met andere landen
2.       Macro: Samenleving nationaal en de staat
3.       Meso: School of cursus / ontwikkeling van het schoolprofiel en hoe deze in de markt wordt gezet
4.       Micro: Klaslokaal/groep/les
5.       Nano: Individu / verantwoordelijkheid nemen om leven lang te leren en het constructivisme

Pagina 6
Diverse visies op curriculum representaties
Voor een breed internationaal meertalig curriculum is een buitenlandse taal een goed uitgangspunt/basis. Het is belangrijk de verschillende niveaus die een curriculum doorloopt te begrijpen en zo zicht te krijgen op de vaak problematische implementatie van een nieuw of hervormt curriculum. Van Den Akker erkent 3 niveaus
1.       Bedoeld: visie en deze uitgeschreven
2.       Geïmplementeerd: Geïnterpreteerd door de gebruikers, de docenten dus en het proces in actie
3.       Uitkomst: De daadwerkelijke leerervaring en de uiteindelijke leeropbrengsten
Naast deze niveaus die vooral de vertegenwoordiging van een nieuw curriculum omschrijven, erkent Goodlad 1994 nog 3 andere niveaus:
1.       Substantief: Afvragen welke kennis er behandeld dient te worden
2.       Technische professionaliteit: De uitdaging aangaan om het gat tussen de bedoelde visie, realiteit en de daadwerkelijke uitkomsten zo klein mogelijk te houden.
3.       Sociaal politiek: Refereert aan beslissingen die er gemaakt dienen te worden  om alle stakeholders tevreden te houden




Het gevoelige curriculum spinnenweb
Pagina 7
Een van de grootste uitdagingen bij het verbeteren van een curriculum is het vinden van de balans en de consistentie van diverse componenten die het curriculum omvat. Walker 1990 beschreef 3 componenten namelijk:
§  Content
§  Purpose
§  Organization
Echter is dit volgens Van Den Akker een summiere lijst en hij vult dan nog de volgende lijst met componenten aan:


De ‘Rationale’ (= motivering) dient gezien te worden als het belangrijkste oriëntatiepunt en de andere componenten als ideaal gelinkt om dat doel te bereiken maar zijn ook aan elkaar gelinkt. De relevantie van elk component varieert bij elk eerder genoemd curriculum niveau (supra, macro, meso, micro, nano). Voor elke component zijn er subvragen te maken. Voorbeelden hiervan zijn.



Alle componenten dienen aanwezig te zijn en succesvol te worden uitgevoerd om een succesvolle implementatie van een curriculum te waarborgen. De componenten learning activities, teacher role and materials/resources zijn de kern op micro niveau. Het component assessment verdient extra aandacht omdat goede uitlijning tussen de leerdoelen, invulling van het curriculum en uiteindelijke toetsing cruciaal zijn voor het curriculum en het succesvol implementeren van de veranderingen hiervan.

Pagina 8
De 10 componenten zou men kunnen illustreren als een spinnenweb. Dit omdat het dan de interconnecties illustreert, maar ook de sterke samenhang tussen de componenten. Echter het illustreert ook de gevoeligheid van de constructie en dat als een componenten niet aanwezig is, of wegvalt de constructie geen volledig web meer is en zijn stevigheid en doel verliest.
En hoewel de nadruk op een component kan variëren gedurende de ontwikkeling van het curriculum, dient er uiteindelijk wel een zekere uitlijning plaats te vinden om de samenhang te waarborgen. Grote veranderingen, zoals bijvoorbeeld meer implementatie van ICT en de bijbehorende informatie mogelijkheden, dienen eerst plaats te vinden bij specifieke componenten. In het geval van ICT implementatie is de rol van de docent bijvoorbeeld het aangewezen component om de aandacht op te leggen. Dat geldt overig voor veel grote veranderingen. De rol van de docent, en zijn beheersing en omgang met het nieuwe curriculum is vaak en cruciaal aspect in de verandering.

Talen leren in het spinnenweb
De CEFR, Common European Framework of Reference, beschrijft op en context vrije schaal de invulling van een curriculum. Echter nationale curricula dienen ontwikkelt te worden op een juiste interpretatie van deze richtlijnen en vervolgens zo ontwikkelt te worden dat ze voldoen aan de lokale context, eisen en behoeftes.

Pagina 9
In box 3 zijn de omschrijving van ‘rationale, aims and objectives en content’ beschreven volgens de CEFR. Ze zijn zo opgesteld dat ze consistent zijn maar ook te specificeren naar gelang het land en regio. Op micro niveau waar de componenten ‘learning activities, teacher role and materials and resources’ hun plaats vinden (Box 4), krijgen scholen in Nederland veel vrijheid eigen invulling hieraan te geven. Echter blijft het cruciaal dat een goede uitlijning blijft behouden van alle componenten van het spinnenweb zoals eerder vermeld. Een curriculum ontwikkelaar kan hierin een belangrijke ondersteuning bieden.







Pagina 10
Assessment voor meertalig onderwijs krijgt van het CEFR extra aandacht, en de Nederlandse CITO toetsing speelt daarin ook een rol. Hoewel alle criteria duidelijk staan omschreven wil dat niet zeggen dat er hiermee een meertalig curriculum kan worden ontwikkelt door simpelweg meer talen aan het curriculum toe te voegen. Om dat te doen dient het spinnenweb uitgebreid te worden met een extra dimensie ‘language awareness’. Dit extra component legt de focus op overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende taalstructuren en culturen.

Perspectieven op substantieve keuzes
Een klassieke vraag is altijd ,wat moet er wel, en wat moet er niet in het curriculum,. Er dient hiervoor balans gezocht te worden tussen drie elementen:
1.       Kennis: welke kennis dient er academisch en cultuur technisch behandeld te worden voor essentieel leren en toekomstige ontwikkeling van de lerende?
2.       Samenleving: welke vragen spelen eruit de samenleving met betrekking op sociale trends en benodigdheden?
3.       Lerende: welke elementen zijn essentieel voor de lerende zelf en welke interesses heeft deze?
Pagina 11
Uiteindelijk dienen er keuzes te worden gemaakt en normaal gesproken behoren daar compromissen bij. Te vaak gaat hierdoor het doel verloren en worden er praktische oplossingen ingevoerd. Het resultaat door allerlei wensen van verschillende stakeholders toe te voegen resulteert is een overladen en gedefragmenteerd curriculum.  Uiteindelijk leidt dit, en allerlei miscommunicatie tot frustratie, mislukking en studentenuitval en is de implementatie van het curriculum verloren.



Meestal worden er van de onderstaande opsomming slechts het eerste punt behandeld in het curriculum. De anders twee komen niet in nauwelijks aan bod.  Deze kan men zien als de eerder genoemde ‘language awareness’ die toegevoegd zou moeten worden aan het spinnenweb.


Maar hoe dan wel een beter balans creëren in het curriculum?
1.       Allereerst het reduceren van het aantal vak domeinen tot een kleiner aantal maar deze wel verbreden gecombineerd met scherpere en duidelijkere leerdoelen (focus op basis concepten en vaardigheden).
2.       Ten tweede de grens tussen school en het algemene sociale leven verkleinen.
3.       Ten derde dient onderwijs niet meteen in te springen op maatschappelijke en sociale problemen die er steeds weer spelen maar focussen op een goede leeromgeving te bieden waarin de lerende betekenisvolle ervaringen kan opdoen die aansluiten en interesse opwekken in de belevingswereld van de lerende.
Deze elementen zijn goed voor het onderwijs in zijn algemeen maar zijn vrijwel ‘op maat gemaakt’ voor meertalig onderwijs. Juist het wegnemen van de grens tussen school en het sociale leven zorgt ervoor dat men bezig is met het leren van een taal en cultuur en wordt internationaal georiënteerd. Zoiets leer je niet in het klaslokaal maar leer je in de echte wereld. Nieuwe ICT mogelijkheden bieden mogelijkheden om dit te realiseren.

Pagina 12
Strategieën ontwikkelen
De ontwikkeling van curricula verloopt zoals eerder genoemd zorgwekkend. Vele discussies tussen de diverse stakeholders en allerlei politieke spelletjes zorgen ervoor dat het bedoelde curriculum verre van ideaal op de markt komt. Grote verschillen tussen het ‘bedoelde, het geïmplementeerde curriculum en de daadwerkelijke curriculum uitkomsten’ zijn daar aan te wijten. In dit artikel wordt het zelfs een ‘warzone’ genoemd tussen alle stakeholders dat uiteindelijk de productiviteit niet ten goede doet.



Wat dient er gedaan te worden:
1.       Allereerst worden er te grote ambities gedaan in een te krappe tijd met te weinig investering in de mensen (docenten).
2.       Ten tweede is er een gat tussen die ambities en de bijbehorende visie, en de visie die de docenten/school hebben op het gebied van de veranderingen. Pas als de school en docenten worden betrokken en worden opgeleid en deze visie gaan delen kan er pas een succesvolle implementatie gaan plaatsvinden. Dit is cruciaal want hun zijn de mensen die het uiteindelijk moeten gaan waarmaken!
3.       Als laatste dienen alle stakeholders actief betrokken en bezig te zijn met de gehele verandering
Er zijn diverse theoretische modellen om nieuwe curricula te implementeren en te ontwikkelen afhankelijke van de eigenschappen en context van het curriculum.
1.       Tyler’s rational linear approach
2.       Walker’s deliberative approach
3.       Eisner’s artistic approach
Deze worden volgens dit artikel verder uitgelegd in de literatuur van Marsh en Willis (2003). 

Pagina 13
Vaak wordt een mix van specifieke strategieën gebruikt. Een overzicht en voorbeelden hiervan is te zien in de literatuur van den Akker, Gustafson, Nieveen en Plomp (1999). Een aantal kern karakteristieken zijn o.a:
1.       Praktisch: Erkennen dat de praktische context en zijn gebruikers de kern van de verandering zijn
2.       Prototyping: Realiseren dat een verandering is stappen gaat en het beste geleidelijk ingevoerd kan worden. Met vallen en opstaan en leren van de praktijk wordt het curriculum langzaam verbetert tot een goed model. Het is niet realistisch om te denken dat het in een keer goed kan gaan en dat er interactieve ervaringen nodig zijn om het tot een goed lopende model te maken
3.       Communicatie: Goede communicatie is nodig tussen alle stakeholders en partijen
4.       Professionaliteit: Het ontwikkelen en verdere professionalisering van alle mensen in de onderwijsorganisatie is een belangrijk aspect om dit soort grote veranderingen door te voeren. Dus taal docenten verder opleiden
Een veel belovende aanpak die deze bovenstaande karakteristieken o.a. bevat, en tevens de kennisbasis vergroot, is het ontwikkeling of design onderzoek. Zo’n soort onderzoek kan diverse competenties versterken die uiteindelijk gebruikt kunnen worden door curriculum ontwikkelingsteams. Met empirisch bewijs kan er betere aanbevelingen gedaan worden voor real life settingsà zie ook artikel LA2: het ontwerpproces als leerproces/ H12 Kessels ontwerpen



Strategische dilemma’s en puzzels
Maar zelfs dan blijft men tegen problemen aanlopen die moeilijk zijn op te lossen. Vooral als men op grote schaal veranderingen wilt gaan doorvoeren. Dit wordt nog erger als dat gebeurt met talen buiten het Engels en de moedertaal om, zoals Frans, Duits of Chinees.

Pagina 14
Belangrijk is ook om te kijken wat een student nodig heeft om een zeker doel te realiseren die hij/zij gesteld heeft. Zoals talen uit de oudheid. Sommige studenten zullen deze willen beheersen maar daarin hoeft echt niet altijd het gehele plaatje aangeboden te worden. Het benodigd competentieniveau hoeft echt niet altijd hoog te zijn, bijvoorbeeld bij het lezen en begrijpen van een tekst dat nodig kan zijn voor de studie. Het ligt er dus aan wat de lerende nodig heeft voor zijn/haar studie. Dit kunnen specifieke redenen zijn.
Er kan dus a.d.h.v. bovenstaande gesteld worden dat de uitdaging bij het ontwikkelen van een curriculum ligt in het bieden van diversiteit mogelijkheden. Een op grote schaal een curriculum aanbieden en deze toch zo kunnen modificeren dat het voldoet aan de persoonlijke vraag van de lerende en maatwerk biedt. Maar ook kan voldoen aan de lokale of nationale vraag en dat het curriculum kan worden aangeboden zodat het kan voldoen aan de specifieke lokale of nationale belangen, waarden en normen.
Door bij de ontwikkeling al de insteek te hebben het curriculum zo te bouwen dat deze flexibel en te modificeren is, kan dat een stuk makkelijker gerealiseerd worden. Ook het eerder genoemde ‘less is more’ principe en het curriculum niet te ,over ambitieus, en groots aan te bieden heeft de voorkeur hierin. Door de invulling van assessment flexibel  vast te leggen en te toetsen op competenties i.p.v. direct zichtbare vaardigheden of kennis wordt het makkelijker deze flexibiliteit en differentiatie te realiseren. Dit is tevens ook een belangrijke reden waarom het competentiegericht onderwijs zo’n grote opmars heeft gemaakt, zo kan er flexibiliteit en differentie ontstaan.

In het artikel van: LA2: het ontwerpproces als leerproces/ H12 Kessels ontwerpen staat dan ook:
Van den Berg (2006, 2009) vat competentiegericht onderwijs op als ‘co-makership in drievoud’: verbeteren van het  werkplekleren in relatie tot leren op school, betere kennisbenutting aan de kant van het onderzoek en in de onderwijspraktijk, en het leren op de werkplek verbeteren door gebruik te maken van wetenschappelijke kennis en praktijkkennis.
De competentiegerichte benadering heeft ook een belangrijke emancipatorische impact: wie kan aantonen vakbekwaam te zijn, ongeacht hoe die bekwaamheid is verworven, heeft recht op een diploma. Erkenning van Verworven Competenties (EVC) dient zich aan als kansrijke weg voor wie formele leertrajecten niet met succes heeft doorlopen of ze voortijdig heeft verlaten (Klarus, 2001; Kessels & Grotendorst, 2003; Duvekot, 2006).

Het beeld wat hierdoor ontstaat is een samenspel van docent en student die samen op zoek gaan naar een persoonlijke invulling van het curriculum en de beoordeling hiervan. En dat de docent los komt van de geschreven regels en vaste invulling. Dit laat zien dat de betrokkenheid van de docenten bij een curriculum verandering steeds belangrijke wordt. Pas als de docenten deze visie eigen maken en hier ook achter staan kunnen ze meehelpen aan de invulling hiervan.
Er dient ook erkent te worden dat een gezonde afwisseling tussen individueel en samenwerkend leren een erg inspirerend en positief effect kan hebben op het gehele leerklimaat. Het experimenteren hiermee en het draaien van pilots dient omarmt te worden door de gehele school en al haar medewerkers en externe hulpen. Denk hierbij aan ‘the zone of proximal development’.





Een wisselwerking tussen het curriculum, docenten en de school zorgt voor een steeds sterker en krachtiger curriculum. Alleen dan kan de school een inspirerende onderwijssetting worden die het claimt te willen zijn voor studenten.
Er is simpelweg geen standaard format om dit alles te realiseren en de spanning weg te nemen tussen het aangeboden ‘internationale’ CEFR framework en de lokale of nationale wensen. Het blijft de kunst van het vinden van balans en het hangt ook af van de grootte van het te ontwikkelen curriculum en plaatselijke regels.

Pagina 15
Er is veel verschil zichtbaar tussen de landen als het gaat om de invloed van de plaatselijke regels. In Nederland is er bijvoorbeeld in het basisonderwijs veel ruimte voor de scholen en de docenten om een eigen draai aan het talenonderwijs te geven, daar waar enkel de regels voor het vak Engels strikt zijn vastgelegd. In andere landen kan dat weer heel anders zijn, door de door de overheid opgelegd regels. Ongeacht deze vrijheid of niet, in elke van deze contexten spelen zich vaak dezelfde vragen af:




Voorbeelden van scholen en klaslokalen
De CEFR lesdoelstellingen zijn met opzet breed omschreven omdat niemand zit te wachten op streng beschreven regels waarin alles moet gaan plaatsvinden. Er is behoefte aan de mogelijkheid om het aan te passen aan de lokale wensen en dat is ook de opzet van de CEFR. Tegelijkertijd is het zichtbaar dat er maar weinig mensen het wiel opnieuw willen uitvinden. Ze zien graag voorbeelden die zich bewezen hebben, om zo dit eigen te kunnen maken en er vertrouwen in te hebben dat het kan/gaat werken. Het Nederlandse SLO kan scholen in bijvoorbeeld Nederland hulp aanbieden om een ‘gecustomized’ curriculum te ontwikkelen voor de lokale behoeftes.
De hulp van SLO biedt uiteindelijk mogelijkheden voor scholen en hun docenten om te experimenteren op een veilige manier met curriculum ontwikkeling en implementatie. Zo wordt er voor de school een eigen ‘zone of proximal development’ gecreëerd waarin docenten leren te ontwikkelen en te experimenteren met alternatieve aanpakkenàzie ook artikel LA2: het ontwerpproces als leerproces/ H12 Kessels ontwerpen.