zaterdag 30 januari 2016

Presentatie op werkplek n.a.v. curriculumanalyse deel A

Van de week was er een maandelijkse bijeenkomst van het Mazda-team op de werkplek. Hierbij waren mijn direct collega's aanwezig zoals andere Mazda trainers, Projectcoördinator, Accountmanager en de trainingsadministratie. Daarnaast ook onze klant, de trainingsmanager van Mazda Motor Nederland.

Tijdens deze bijeenkomst is er altijd wat ruimte voor eigen inbreng of het bespreken van knelpunten. Deze keer heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om een presentatie te geven over mijn bevindingen omtrent het curriculumanalyse deel A zover. Reden hiervoor was om informatie te delen en hopelijk wat inbreng vanuit het team te kunnen krijgen.

De reacties waren positief en iedereen vond het goed om te zien dat er gestructureerd naar het curriculum gekeken wordt. Ook vonden diverse collega's het goed dat er onderbouwing d.m.v. literatuur was. Tijdens de feedbackronde kwam ook naar voren dat ook andere collega's regelmatig gemengde gevoelens hebben omtrent de theoretische BKS toetsing. Echter wil men vanuit Mazda Motor Nederland graag vasthouden aan de BKS toetsing omdat deze in de gehele Nederlandse automotivebranche gerespecteerd wordt.

Niettemin werd er wel voorgesteld door te gaan met de analyse en met een goed alternatief curriculum te komen. Dat biedt dus perspectieven en kansen voor ons team. Ook het feit dat sommige trainingen een sterke theoretische insteek hebben, terwijl het beoogde curriculum juist praktische dient te zijn, werd goed ontvangen door het team. Ook vanuit Mazda werd alsnog bevestigd dat wij vrij zijn de trainingen anders in te vullen indien dat nodig is. Kortom, we krijgen dus vanuit Mazda goedkeur of een aantal trainingen te herontwerpen zodat zij meer praktijkgericht worden.

Hoewel het curriculumanalyse nog niet klaar is, werden de bevindingen zover goed ontvangen door het team en Mazda Motor Nederland. Belangrijk daarbij is het feit dat het team en Mazda Motor Nederland open staan voor veranderingen.

Wordt vervolgd.....

(Klik hier voor presentatie)



maandag 25 januari 2016

Hoe toets je praktijkgericht onderwijs?

Op de vraag die ik geformuleerd had 'Hoe toets je praktijkgericht onderwijs?' heb ik tijdens LA2-3 de volgende ideeën/peerfeedback mogen ontvangen:




Zichtbaar is dat veel opmerking zich richten op toetsing in de praktijk met 'echte' casussen die worden opgelost in een authentieke leeromgeving. Kennelijk vinden meerdere 'peers' dat je praktijkgericht onderwijs dan ook praktijkgericht moet toetsen.

Sterk daarbij vond ik het idee om het bedrijfsleven mee te laten beoordelen of de cursist aan het gewenste niveau voldoet met aanvullend hierop het presenteren van hun bevindingen aan experts uit het bedrijfsleven. Het idee om een simulatie op te zetten met acteurs die als klanten kunnen spelen en een 'real life' casus vond ik leuk alternatief idee.

































Presentatie curriculum analyse & idee herontwerp + peer feedback


Er wordt een curriculumanalyse uitgevoerd op het Master Technician aftersales curriculum van het Mazda Masters opleidingsplan in Nederland.



Vanuit supra en macro niveau wordt er in de visie een sterke nadruk gelegd op kleinschalige praktijk georiënteerde trainingen waarbij de relevantie van de alledaagse praktijk als uitgangspunt dient voor de invulling van elke training. Cursisten dienen volgende deze visie handvatten te krijgen om de professionaliteit en effectiviteit op de werkvloer te vergroten waarbij als einddoel de ‘Fix It right The First Time’ filosofie nagestreefd kan worden.

Er is een gebrek aan constructieve uitlijning (Biggs, 2012; Biggs & Tang, 2011) tussen de gewenste leeruitkomsten, de doceer/leeractiviteiten en de toetsing waar te nemen in het curriculum op twee manieren:



Sommige trainingen hebben een behoorlijke theoretische insteek terwijl de visie van beide trainingswijzers (MME/MMNL) berust op een praktische benadering (voorbeeld hiervan is de MTC_218 waarvan 50% theoretische classroom training is. Zie: lesplan MTC_218 en inhoud MTC_218.

Alle trainingen (behalve MTC_319) worden afgenomen met een theoretische BKS toets kennistoets die bestaat uit theoretische meerkeuze vragen. Dit sluit niet aan op de praktische insteek die beoogd en geïmplementeerde wordt (voorbeeld hiervan is de MTC_312. Zie lesplan MTC_312 en inhoud MTC_312 en voorbeeldvragen BKS toets_MTC_312).


Een idee voor een herontwerp zou kunnen zijn om de toetsing onder de loep te nemen of de trainingen die momenteel een zeer theoretische insteek hebben. Eerst ga ik mijn bevindingen presenteren in het team op mijn eigen werkplek. Daarna volgt een eventuele literatuurstudie op het specifieke gebied waar een herontwerp gaat plaatsvinden. 

maandag 18 januari 2016

Voldoende voor mijn visiestuk!

Begin november stelde ik mijn visiestuk beschikbaar in de MLI als voorbeeld. Ik was de eerste die al een visiestuk van kop tot staart had geschreven. De feedback die erop kwam was eerlijk maar was lastig om aan te horen nadat ik er zoveel uren er aan had gewerkt.

Thuis heb ik nog eens rustig naar de feedback gekeken en het volledige stuk in de prullenbak gegooid. Sommigen verklaarde me voor gek maar ik was van mening dat ik beter opnieuw kon beginnen met de kennis die ik inmiddels had gekregen door de feedback, dan dat stuk proberen op te poetsen en de structurele fouten te camoufleren. Ik zag nu waar ik de fout in was gegaan en wist dat ik het beter kon. Maar dan wel met nieuw materiaal.

Ik heb toen als een autistische geobsedeerde extremist avonden zitten schrijven tot diep in de nacht. De volgende dag er weer uit om 5:30! Jeeeuuhhhhh.... mooi leven! Gelukkig hebben ze koffie uitgevonden.....Thank god for that.

Dat klinkt een beetje ongezond en raar.........en dat is het ook. Maar dat is zo'n moment dat ik een doel voor ogen heb en alles om mij heen er niets meer toe doet. Gelukkig heb ik een lieve vriendin die mij dan de ruimte geeft en ervoor zorgt dat ik wel op tijd eet.....anders laat ik dat ook links liggen. Wellicht is dat gedrag iets om eens aan te werken als ik klaar ben met MLI :) Voor nu toch wel ooit een handige 'tool'.

Maar goed. Dan de nieuwe versie van het visiestuk. Met spanning heb ik gewacht op de beoordeling. En ik was erg blij te horen dat ik een voldoende heb gekregen en zelfs op een aantal punten een 'goed'. De feedback die ik heb gekregen was terecht en ik heb het voor mezelf samengevat. In het kort:

Er worden soms harde (zwart/wit) stellingen gedaan. Door het gebruik van veel concepten (zelfregulatie, motivatie, autonomie, gepersonaliseerd leren enzovoorts) missen de concepten wat diepgang en focus. Ze krijgen niet de aandacht en uitleg die ze wel verdienen. Ze worden onvoldoende gedefinieerd waardoor de samenhang niet altijd duidelijk is. In 3000 woorden is dit ook niet mogelijk. Een stevige relatie tussen die concepten is om die reden dan ook niet mogelijk. Keuze dient volgende keer te vallen op minder concepten en deze beter uitwerken. 


Paar kleine APA foutjes. Schrijfstijl en taalgebruik zijn duidelijk. Dat geldt ook voor de opbouw en de structuur. Minder concepten was beter geweest. Dan was er ruimte geweest deze beter toe te lichten en uit te werken waarna de definities en relaties tussen de concepten duidelijker beschreven kunnen worden. Wellicht wilde ik het weer ‘te goed’ doen?


Benieuwd naar het beoordelingskader met feedback van Sarah en Jack? Klik dan hier.

maandag 11 januari 2016

Feedback uit duogesprek met Elly van Berkel tijdens college LA2-2

11-01-2016   duo bespreking spinnenwebmodel


Tim is al goed opgeschoten met het verzamelen van de benodigde informatie en zijn analyse daarvan.
Hij geeft aan dat de trainingen die in zijn bedrijf aan technische Mazda praktijkgericht moeten zijn. 

Daar zit dan ook meteen een discrepantie. De analyse laat zien dat de theorie een te grote rol speelt in zowel de lesinhoud  als de toetsing.

Dit zal meegenomen worden in het ontwerp. Een andere invulling van de lessen en de toetsing.
We hebben het er samen over gehad dat Tim nog eens de beoogde doelen zou kunnen bekijken om dan daarna de lesinhoud praktisch aan te passen. Daarbij moet hij ervoor waken de alignment/constructieve uitlijning in het oog te houden.


Wat betreft de toetsing zou je kunnen denken aan ingebedde theorie in praktische toetsing

dinsdag 5 januari 2016

Aantekeningen: A curriclum perspective on plurilingual education

A curriclum perspective on plurilingual education

Een perspectief op een meertalig curriculum

Pagina 5
Curriculum definiëren en curriculum ontwikkeling
Definitie curriculum. Plan voor leren
Verschillende niveaus mogelijk als het gaat om curriculumontwikkeling
1.       Supra: International en vergelijken met andere landen
2.       Macro: Samenleving nationaal en de staat
3.       Meso: School of cursus / ontwikkeling van het schoolprofiel en hoe deze in de markt wordt gezet
4.       Micro: Klaslokaal/groep/les
5.       Nano: Individu / verantwoordelijkheid nemen om leven lang te leren en het constructivisme

Pagina 6
Diverse visies op curriculum representaties
Voor een breed internationaal meertalig curriculum is een buitenlandse taal een goed uitgangspunt/basis. Het is belangrijk de verschillende niveaus die een curriculum doorloopt te begrijpen en zo zicht te krijgen op de vaak problematische implementatie van een nieuw of hervormt curriculum. Van Den Akker erkent 3 niveaus
1.       Bedoeld: visie en deze uitgeschreven
2.       Geïmplementeerd: Geïnterpreteerd door de gebruikers, de docenten dus en het proces in actie
3.       Uitkomst: De daadwerkelijke leerervaring en de uiteindelijke leeropbrengsten
Naast deze niveaus die vooral de vertegenwoordiging van een nieuw curriculum omschrijven, erkent Goodlad 1994 nog 3 andere niveaus:
1.       Substantief: Afvragen welke kennis er behandeld dient te worden
2.       Technische professionaliteit: De uitdaging aangaan om het gat tussen de bedoelde visie, realiteit en de daadwerkelijke uitkomsten zo klein mogelijk te houden.
3.       Sociaal politiek: Refereert aan beslissingen die er gemaakt dienen te worden  om alle stakeholders tevreden te houden




Het gevoelige curriculum spinnenweb
Pagina 7
Een van de grootste uitdagingen bij het verbeteren van een curriculum is het vinden van de balans en de consistentie van diverse componenten die het curriculum omvat. Walker 1990 beschreef 3 componenten namelijk:
§  Content
§  Purpose
§  Organization
Echter is dit volgens Van Den Akker een summiere lijst en hij vult dan nog de volgende lijst met componenten aan:


De ‘Rationale’ (= motivering) dient gezien te worden als het belangrijkste oriëntatiepunt en de andere componenten als ideaal gelinkt om dat doel te bereiken maar zijn ook aan elkaar gelinkt. De relevantie van elk component varieert bij elk eerder genoemd curriculum niveau (supra, macro, meso, micro, nano). Voor elke component zijn er subvragen te maken. Voorbeelden hiervan zijn.



Alle componenten dienen aanwezig te zijn en succesvol te worden uitgevoerd om een succesvolle implementatie van een curriculum te waarborgen. De componenten learning activities, teacher role and materials/resources zijn de kern op micro niveau. Het component assessment verdient extra aandacht omdat goede uitlijning tussen de leerdoelen, invulling van het curriculum en uiteindelijke toetsing cruciaal zijn voor het curriculum en het succesvol implementeren van de veranderingen hiervan.

Pagina 8
De 10 componenten zou men kunnen illustreren als een spinnenweb. Dit omdat het dan de interconnecties illustreert, maar ook de sterke samenhang tussen de componenten. Echter het illustreert ook de gevoeligheid van de constructie en dat als een componenten niet aanwezig is, of wegvalt de constructie geen volledig web meer is en zijn stevigheid en doel verliest.
En hoewel de nadruk op een component kan variëren gedurende de ontwikkeling van het curriculum, dient er uiteindelijk wel een zekere uitlijning plaats te vinden om de samenhang te waarborgen. Grote veranderingen, zoals bijvoorbeeld meer implementatie van ICT en de bijbehorende informatie mogelijkheden, dienen eerst plaats te vinden bij specifieke componenten. In het geval van ICT implementatie is de rol van de docent bijvoorbeeld het aangewezen component om de aandacht op te leggen. Dat geldt overig voor veel grote veranderingen. De rol van de docent, en zijn beheersing en omgang met het nieuwe curriculum is vaak en cruciaal aspect in de verandering.

Talen leren in het spinnenweb
De CEFR, Common European Framework of Reference, beschrijft op en context vrije schaal de invulling van een curriculum. Echter nationale curricula dienen ontwikkelt te worden op een juiste interpretatie van deze richtlijnen en vervolgens zo ontwikkelt te worden dat ze voldoen aan de lokale context, eisen en behoeftes.

Pagina 9
In box 3 zijn de omschrijving van ‘rationale, aims and objectives en content’ beschreven volgens de CEFR. Ze zijn zo opgesteld dat ze consistent zijn maar ook te specificeren naar gelang het land en regio. Op micro niveau waar de componenten ‘learning activities, teacher role and materials and resources’ hun plaats vinden (Box 4), krijgen scholen in Nederland veel vrijheid eigen invulling hieraan te geven. Echter blijft het cruciaal dat een goede uitlijning blijft behouden van alle componenten van het spinnenweb zoals eerder vermeld. Een curriculum ontwikkelaar kan hierin een belangrijke ondersteuning bieden.







Pagina 10
Assessment voor meertalig onderwijs krijgt van het CEFR extra aandacht, en de Nederlandse CITO toetsing speelt daarin ook een rol. Hoewel alle criteria duidelijk staan omschreven wil dat niet zeggen dat er hiermee een meertalig curriculum kan worden ontwikkelt door simpelweg meer talen aan het curriculum toe te voegen. Om dat te doen dient het spinnenweb uitgebreid te worden met een extra dimensie ‘language awareness’. Dit extra component legt de focus op overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende taalstructuren en culturen.

Perspectieven op substantieve keuzes
Een klassieke vraag is altijd ,wat moet er wel, en wat moet er niet in het curriculum,. Er dient hiervoor balans gezocht te worden tussen drie elementen:
1.       Kennis: welke kennis dient er academisch en cultuur technisch behandeld te worden voor essentieel leren en toekomstige ontwikkeling van de lerende?
2.       Samenleving: welke vragen spelen eruit de samenleving met betrekking op sociale trends en benodigdheden?
3.       Lerende: welke elementen zijn essentieel voor de lerende zelf en welke interesses heeft deze?
Pagina 11
Uiteindelijk dienen er keuzes te worden gemaakt en normaal gesproken behoren daar compromissen bij. Te vaak gaat hierdoor het doel verloren en worden er praktische oplossingen ingevoerd. Het resultaat door allerlei wensen van verschillende stakeholders toe te voegen resulteert is een overladen en gedefragmenteerd curriculum.  Uiteindelijk leidt dit, en allerlei miscommunicatie tot frustratie, mislukking en studentenuitval en is de implementatie van het curriculum verloren.



Meestal worden er van de onderstaande opsomming slechts het eerste punt behandeld in het curriculum. De anders twee komen niet in nauwelijks aan bod.  Deze kan men zien als de eerder genoemde ‘language awareness’ die toegevoegd zou moeten worden aan het spinnenweb.


Maar hoe dan wel een beter balans creëren in het curriculum?
1.       Allereerst het reduceren van het aantal vak domeinen tot een kleiner aantal maar deze wel verbreden gecombineerd met scherpere en duidelijkere leerdoelen (focus op basis concepten en vaardigheden).
2.       Ten tweede de grens tussen school en het algemene sociale leven verkleinen.
3.       Ten derde dient onderwijs niet meteen in te springen op maatschappelijke en sociale problemen die er steeds weer spelen maar focussen op een goede leeromgeving te bieden waarin de lerende betekenisvolle ervaringen kan opdoen die aansluiten en interesse opwekken in de belevingswereld van de lerende.
Deze elementen zijn goed voor het onderwijs in zijn algemeen maar zijn vrijwel ‘op maat gemaakt’ voor meertalig onderwijs. Juist het wegnemen van de grens tussen school en het sociale leven zorgt ervoor dat men bezig is met het leren van een taal en cultuur en wordt internationaal georiënteerd. Zoiets leer je niet in het klaslokaal maar leer je in de echte wereld. Nieuwe ICT mogelijkheden bieden mogelijkheden om dit te realiseren.

Pagina 12
Strategieën ontwikkelen
De ontwikkeling van curricula verloopt zoals eerder genoemd zorgwekkend. Vele discussies tussen de diverse stakeholders en allerlei politieke spelletjes zorgen ervoor dat het bedoelde curriculum verre van ideaal op de markt komt. Grote verschillen tussen het ‘bedoelde, het geïmplementeerde curriculum en de daadwerkelijke curriculum uitkomsten’ zijn daar aan te wijten. In dit artikel wordt het zelfs een ‘warzone’ genoemd tussen alle stakeholders dat uiteindelijk de productiviteit niet ten goede doet.



Wat dient er gedaan te worden:
1.       Allereerst worden er te grote ambities gedaan in een te krappe tijd met te weinig investering in de mensen (docenten).
2.       Ten tweede is er een gat tussen die ambities en de bijbehorende visie, en de visie die de docenten/school hebben op het gebied van de veranderingen. Pas als de school en docenten worden betrokken en worden opgeleid en deze visie gaan delen kan er pas een succesvolle implementatie gaan plaatsvinden. Dit is cruciaal want hun zijn de mensen die het uiteindelijk moeten gaan waarmaken!
3.       Als laatste dienen alle stakeholders actief betrokken en bezig te zijn met de gehele verandering
Er zijn diverse theoretische modellen om nieuwe curricula te implementeren en te ontwikkelen afhankelijke van de eigenschappen en context van het curriculum.
1.       Tyler’s rational linear approach
2.       Walker’s deliberative approach
3.       Eisner’s artistic approach
Deze worden volgens dit artikel verder uitgelegd in de literatuur van Marsh en Willis (2003). 

Pagina 13
Vaak wordt een mix van specifieke strategieën gebruikt. Een overzicht en voorbeelden hiervan is te zien in de literatuur van den Akker, Gustafson, Nieveen en Plomp (1999). Een aantal kern karakteristieken zijn o.a:
1.       Praktisch: Erkennen dat de praktische context en zijn gebruikers de kern van de verandering zijn
2.       Prototyping: Realiseren dat een verandering is stappen gaat en het beste geleidelijk ingevoerd kan worden. Met vallen en opstaan en leren van de praktijk wordt het curriculum langzaam verbetert tot een goed model. Het is niet realistisch om te denken dat het in een keer goed kan gaan en dat er interactieve ervaringen nodig zijn om het tot een goed lopende model te maken
3.       Communicatie: Goede communicatie is nodig tussen alle stakeholders en partijen
4.       Professionaliteit: Het ontwikkelen en verdere professionalisering van alle mensen in de onderwijsorganisatie is een belangrijk aspect om dit soort grote veranderingen door te voeren. Dus taal docenten verder opleiden
Een veel belovende aanpak die deze bovenstaande karakteristieken o.a. bevat, en tevens de kennisbasis vergroot, is het ontwikkeling of design onderzoek. Zo’n soort onderzoek kan diverse competenties versterken die uiteindelijk gebruikt kunnen worden door curriculum ontwikkelingsteams. Met empirisch bewijs kan er betere aanbevelingen gedaan worden voor real life settingsà zie ook artikel LA2: het ontwerpproces als leerproces/ H12 Kessels ontwerpen



Strategische dilemma’s en puzzels
Maar zelfs dan blijft men tegen problemen aanlopen die moeilijk zijn op te lossen. Vooral als men op grote schaal veranderingen wilt gaan doorvoeren. Dit wordt nog erger als dat gebeurt met talen buiten het Engels en de moedertaal om, zoals Frans, Duits of Chinees.

Pagina 14
Belangrijk is ook om te kijken wat een student nodig heeft om een zeker doel te realiseren die hij/zij gesteld heeft. Zoals talen uit de oudheid. Sommige studenten zullen deze willen beheersen maar daarin hoeft echt niet altijd het gehele plaatje aangeboden te worden. Het benodigd competentieniveau hoeft echt niet altijd hoog te zijn, bijvoorbeeld bij het lezen en begrijpen van een tekst dat nodig kan zijn voor de studie. Het ligt er dus aan wat de lerende nodig heeft voor zijn/haar studie. Dit kunnen specifieke redenen zijn.
Er kan dus a.d.h.v. bovenstaande gesteld worden dat de uitdaging bij het ontwikkelen van een curriculum ligt in het bieden van diversiteit mogelijkheden. Een op grote schaal een curriculum aanbieden en deze toch zo kunnen modificeren dat het voldoet aan de persoonlijke vraag van de lerende en maatwerk biedt. Maar ook kan voldoen aan de lokale of nationale vraag en dat het curriculum kan worden aangeboden zodat het kan voldoen aan de specifieke lokale of nationale belangen, waarden en normen.
Door bij de ontwikkeling al de insteek te hebben het curriculum zo te bouwen dat deze flexibel en te modificeren is, kan dat een stuk makkelijker gerealiseerd worden. Ook het eerder genoemde ‘less is more’ principe en het curriculum niet te ,over ambitieus, en groots aan te bieden heeft de voorkeur hierin. Door de invulling van assessment flexibel  vast te leggen en te toetsen op competenties i.p.v. direct zichtbare vaardigheden of kennis wordt het makkelijker deze flexibiliteit en differentiatie te realiseren. Dit is tevens ook een belangrijke reden waarom het competentiegericht onderwijs zo’n grote opmars heeft gemaakt, zo kan er flexibiliteit en differentie ontstaan.

In het artikel van: LA2: het ontwerpproces als leerproces/ H12 Kessels ontwerpen staat dan ook:
Van den Berg (2006, 2009) vat competentiegericht onderwijs op als ‘co-makership in drievoud’: verbeteren van het  werkplekleren in relatie tot leren op school, betere kennisbenutting aan de kant van het onderzoek en in de onderwijspraktijk, en het leren op de werkplek verbeteren door gebruik te maken van wetenschappelijke kennis en praktijkkennis.
De competentiegerichte benadering heeft ook een belangrijke emancipatorische impact: wie kan aantonen vakbekwaam te zijn, ongeacht hoe die bekwaamheid is verworven, heeft recht op een diploma. Erkenning van Verworven Competenties (EVC) dient zich aan als kansrijke weg voor wie formele leertrajecten niet met succes heeft doorlopen of ze voortijdig heeft verlaten (Klarus, 2001; Kessels & Grotendorst, 2003; Duvekot, 2006).

Het beeld wat hierdoor ontstaat is een samenspel van docent en student die samen op zoek gaan naar een persoonlijke invulling van het curriculum en de beoordeling hiervan. En dat de docent los komt van de geschreven regels en vaste invulling. Dit laat zien dat de betrokkenheid van de docenten bij een curriculum verandering steeds belangrijke wordt. Pas als de docenten deze visie eigen maken en hier ook achter staan kunnen ze meehelpen aan de invulling hiervan.
Er dient ook erkent te worden dat een gezonde afwisseling tussen individueel en samenwerkend leren een erg inspirerend en positief effect kan hebben op het gehele leerklimaat. Het experimenteren hiermee en het draaien van pilots dient omarmt te worden door de gehele school en al haar medewerkers en externe hulpen. Denk hierbij aan ‘the zone of proximal development’.





Een wisselwerking tussen het curriculum, docenten en de school zorgt voor een steeds sterker en krachtiger curriculum. Alleen dan kan de school een inspirerende onderwijssetting worden die het claimt te willen zijn voor studenten.
Er is simpelweg geen standaard format om dit alles te realiseren en de spanning weg te nemen tussen het aangeboden ‘internationale’ CEFR framework en de lokale of nationale wensen. Het blijft de kunst van het vinden van balans en het hangt ook af van de grootte van het te ontwikkelen curriculum en plaatselijke regels.

Pagina 15
Er is veel verschil zichtbaar tussen de landen als het gaat om de invloed van de plaatselijke regels. In Nederland is er bijvoorbeeld in het basisonderwijs veel ruimte voor de scholen en de docenten om een eigen draai aan het talenonderwijs te geven, daar waar enkel de regels voor het vak Engels strikt zijn vastgelegd. In andere landen kan dat weer heel anders zijn, door de door de overheid opgelegd regels. Ongeacht deze vrijheid of niet, in elke van deze contexten spelen zich vaak dezelfde vragen af:




Voorbeelden van scholen en klaslokalen
De CEFR lesdoelstellingen zijn met opzet breed omschreven omdat niemand zit te wachten op streng beschreven regels waarin alles moet gaan plaatsvinden. Er is behoefte aan de mogelijkheid om het aan te passen aan de lokale wensen en dat is ook de opzet van de CEFR. Tegelijkertijd is het zichtbaar dat er maar weinig mensen het wiel opnieuw willen uitvinden. Ze zien graag voorbeelden die zich bewezen hebben, om zo dit eigen te kunnen maken en er vertrouwen in te hebben dat het kan/gaat werken. Het Nederlandse SLO kan scholen in bijvoorbeeld Nederland hulp aanbieden om een ‘gecustomized’ curriculum te ontwikkelen voor de lokale behoeftes.
De hulp van SLO biedt uiteindelijk mogelijkheden voor scholen en hun docenten om te experimenteren op een veilige manier met curriculum ontwikkeling en implementatie. Zo wordt er voor de school een eigen ‘zone of proximal development’ gecreëerd waarin docenten leren te ontwikkelen en te experimenteren met alternatieve aanpakkenàzie ook artikel LA2: het ontwerpproces als leerproces/ H12 Kessels ontwerpen.


Literatuurlijst_LA2 en LA1_versie 1

Literatuurlijst LA2:

Akker, J. van den., Boer, W. de., Folmer, E., Kuiper, W., Letschert, J. & Thijs, A. (2009). Leerplan in ontwikkeling. Enschede: Stichting leerplanontwikkeling (SLO).

Akker, J. van den., Fasoglio, D. & Mulder, H. (2008). A curriculum perspective on plurilingual
education. SLO (Netherlands institute for curriculum development). Geraadpleegd op: http://www.coe.int/t/dg4/linguistic/source/source2010_forumgeneva/slo_persp2010_en.pdf

Biggs, J. (2012). What the student does: teaching for enhanced learning. Higher Education Research & Development , 31. DOI: 10.1080/0729436990180105

Biggs, J. & Tang, C. (2011). Teaching for Quality Learning at University Buckingham. Geraadpleegd op: https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=VC1FBgAAQBAJ&oi=fnd&pg=PP1 &dq=Biggs, +J.+%26+Tang,+C.+(2011)+Teaching+for+Quality+Learning +at+University+Buckingham:+ Open +University+Press&ots=E6ALoI9IRr&sig=dY7XrRQDWrlmX-N5Jd6hvTfowjI#v =onepage &q&f =false

Blankenzee-de Boer, S. (2013). Diep leren in het hoger onderwijs; Toetsing, leeruitkomsten, intenties en het handelen van docenten bij een universitaire bacheloropleiding. (masterthesis Universiteit van Amsterdam). Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

Literatuurlijst LA1:

Csikszentmihalyi, M. (1990). Flow: Psychologie van de optimale ervaring. Amsterdam: Boom.

Fransen, J (2015). Teaching, Learning & Technology; instrumentatie van betekenisvolle interacties. Rotterdam: Hogeschool Inholland.

Furedi, F (2011). De terugkeer van het gezag. Waarom kinderen niets meer leren. Amsterdam: Meulenhoff.

Hubers, S (2003). Individuele Leertheorieën en het leren onderzoeken in de Tweede Fase (proefschrift aan de Technische Universiteit Eindhoven). Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven.

Jellema, F (2015). U vraagt, wij draaien? Beelden over gepersonaliseerd leren.
In, Onbegrensd leren (79-89). Geraadpleegd op http://hh.surfsharekit.nl:8080/get/smpid:52713/DS1

Klarus, R., Lodewijks, H., Ros, A.,  Sluijsmans, D., Wijnen, W., Wolf, H.C. de. & Zuylen, J (2013). Gepersonaliseerd leren, waarom en hoe? Tilburg: MesoConsult.

Marquenie, E., Opsteen, J., Brummelhuis, A. ten. & Waals, J. v. d. (2014). Elk talent een kans; Verkenning van gepersonaliseerd leren met ICT. Utrecht: Project Leerling 2020.

Noort, R. v. & Wijngaarden, P. v. (2008). Verbinding als kern van een duurzame samenleving.
Develop,3, 97-104.

Ryan, R. & Deci, E. (2000). Intrinsic and extrinsic motivations: Classic definitions and new directions. Contempory Educational Psychology, 25, 54-67.

Ros, A., Castelijns, J., Loon, A. van. & Verbeeck, K. (2014). Gemotiveerd leren en lesgeven; de kracht van intrinsieke motivatie. Bussum: Coutinho.



Conceptmaps_versie 2

Na diverse 'conceptmaps tools' geprobeerd te hebben eindelijk een gevonden die fijn en makkelijk werkt. Klik hier voor een PNG bestand indien een hogere resolutie gewenst is.


Opdracht 'Complexiteit' tijdens college 04-01-2016: intro LA2

Reflectie op eigen ontwerppraktijk

Mijn ontwerpopdracht bestond uit het ontwikkelen van een 5-daagse airco curriculum voor de Koninklijke Marine. De Mariniers (cursisten) dienen in 5 dagen tijd opgeleid en gecertificeerd te worden om te kunnen en mogen werken aan airco systemen die aanwezig zijn in hun voertuigen/materiaal.

De cursisten hadden nog geen basiskennis en hadden nog nooit gewerkt met aircosystemen. Mijn rol hierin was het ontwikkelen van deze cursus en certificering en het vervolgens geven van deze training. De complexiteit was normaal. Veel materiaal was al beschikbaar, maar sommige opdrachten zijn volledig opnieuw ontwikkeld naar behoefte van de klant. Voor dit project waren 5 personen (waaronder mijzelf) ingepland:
  • Accountmanager: voor de verkoop van het project en klantencontact
  • Projectmanager: deze houdt het budget in de gaten en de tijd. Geeft belangrijke informatie         door aan de trainer/ontwikkelaar. 
  • DTP’er: voor desgin en pintwerk lesmaterialen
  • Coach: voor eventuele ondersteuning tijdens het ontwikkelproces
  • Trainer/ontwikkelaar: ontwikkelt en geeft de training
Normaliter wordt er vooraf elk project een ‘kick-off’ gegeven. Hierin komen alle teamplayers bij elkaar om het project te bespreken, de wensen van de klant en zoveel mogelijk informatie en visie te delen. De bedoeling is dat het voor iedereen duidelijk is wat er verlangd wordt en dat de trainer/ontwikkelaar kan beginnen aan zijn werkzaamheden.

Nu was er geen kick-off. Reden hiervoor was de intense drukte waardoor niet iedereen op tijd bij elkaar kon komen. Met goedkeur vanuit leidinggevende ben ik toen begonnen met het ontwikkelen. Achteraf bleek er allerlei informatie die tot dusver gegeven was door de account en projectmanager niet te kloppen. Dit kwam pas aan de orde toen het curriculum ontwikkeld en klaar was.

De informatieverstrekking was niet goed verlopen. De projectmanager was tekort geschoten in zijn informatieverstrekking. Ik had zelf al diverse informatie ‘losgepeuterd’, iets wat door de projectmanager had moeten gebeuren. Uiteindelijk diende er twee extra ontwikkelingsdagen te worden ingepland om het project te modificeren zodat deze voldeed aan de wensen van de klant.

Jammer dat de informatieverstrekking niet goed verlopen was. Verder verliep alles heel goed aan het project en was er dusver weinig op te merken. Zie ook de beoordeling ingevuld tijdens het LA2-1 college. Voor de toekomst is nu afgesproken dat er niet meer begonnen wordt aan een project voordat er een ‘kick-off’ is geweest. 







Aantekeningen_Artikel Kessels_A curriclum perspective on plurilingual education

Link naar aantekeningen: https://drive.google.com/folderview?id=0B2jyLtsHQPeXN2VwYUp0b000TW8&usp=sharing

Aantekeningen presentatie Adriaan - Instructional Design




Aantekeningen Intro LA2

Presentatie Adriaan 04-01-2016



Instructional (desgin) modellen zijn er om enige systematiek te brengen in het (her)ontwerpen van een curriculum. Er is een woud aan modellen maar kort samengevat kan er gesteld worden dat ze alle het volgende impliceren:  
§   - Wat moet je leren?
§  -  Hoe leer je?
§  -  Hoe maak je onderwijs dat optimaal bijdraagt aan 1 en 2?


Aantal voorbeelden van modellen zijn:

Tyler’s rationale (Tyler’s motivering):
§   - Doelen
§   - Inhouden
§   - Organiseren en uitvoeren
§   - Evalueren



Het ADDIE model:
Analysis
Design
Development
Implementation
Evaluation
MODEL
 
 


Rapid prototyping (SCRUM methodiek):
Hierbij worden korte creatieve sessies gehouden waarna snel een product ontwikkelt en toegepast wordt. Gaandeweg wordt het in de praktijk verbetert.


Welk model de voorkeur heeft hangt af van je eigen voorkeuren, de voorkeuren van je team en het project dat je wilt uitvoeren. De modellen geven enige houvast en bieden een perspectief over het geheel. Alle modellen knippen het gehele project op in hapbare delen dat overzicht geeft.

maandag 4 januari 2016

Instructional Design opdracht_4C-ID model (Tim Brinkman en Elly van Berkel)

4C-ID

Wij (Elly en Tim) hebben het 4C-ID model gekozen om daar verdere informatie over te zoeken. Voor ons heeft het een sterke link met het bedrijfsopleidingen waar wij beide in werkzaam zijn. In het 4C-ID model van Van Merriënboer komen vele leer principes tot een wetenschappelijk verantwoorde methode om via oefentaken een complexe taak te volbrengen. 4C-ID is de afkorting voor ”4 Component Instructional Design” (figuur 1). De vier componenten voor het instructie ontwerp zijn:

1.       Leertaken

De leertaak is een hele taak. Deze hele taak is altijd een authentieke en realistische taak die kennis, vaardigheden en attitude behelst. De leertaak moet voor de student betekenisvol, authentiek en representatief zijn voor zijn of haar vakgebied. Een gevarieerd aanbod in leertaken moet worden nagestreefd omdat dit de mate van transfer enorm vergroot. De bedoeling is om de leertaken te clusteren naar niveau (taakklassen). Studenten beginnen met het laagste niveau wat aansluit bij hun zone van naaste ontwikkeling. Bij het doorlopen van een niveau met verschillende leertaken wordt steeds minder ondersteuning gegeven door de docent omdat meer kennis bij de student wordt verondersteld. De leertaken in de taakklassen met een hoger niveau worden steeds moeilijker of complexer.

2.       Ondersteunende informatie

Ondersteunende informatie is gekoppeld aan een taakklas met verschillende leertaken. Tijdens het doorlopen van een taakklas kan de studenten deze ondersteunende informatie altijd raadplegen. Zo kan de student op ieder gewenst tijdstip teruggrijpen naar eerder verstrekte informatie binnen het cluster. De ondersteunende informatie geeft uitleg over het onderwerp waarin zich het probleem bevindt, hoe het onderwerp is georganiseerd en hoe het probleem bij dit onderwerp meestal wordt aangepakt. Met deze informatie wordt ondersteuning geboden bij delen van een leertaak die geen routine mogen worden, namelijk het oplossen van en het redeneren bij een probleem. Omdat ieder probleem anders is zal de student steeds opnieuw moeten redeneren om dat specifieke probleem op te lossen.

3.       Procedurele informatie

Procedurele informatie is verwerkt in de leertaak en vertelt de student just-in-time (op het moment dat de student het nodig heeft) hoe de onderdelen van de leertaak die juist wel routine moeten worden het best worden uitgevoerd. Naarmate de student verder komt binnen een taakklas zal de procedurele informatie afnemen.

4.       Deeltaakoefeningen

Om ervoor te zorgen dat de cognitieve belasting van de student niet leidt tot cognitieve overbelasting wordt gewerkt met deeltaken. Om routine te verkrijgen in de leertaken worden delen van de leertaken behandeld in deeltaakoefeningen. Deeltaakoefeningen worden meestal aangeboden om specifieke delen van een leertaak te automatiseren.



Het 4C-ID model geeft meer ondersteuning aan de student. De docent mag als begeleider optreden maar moet zich langzaamaan steeds meer gaan gedragen als een mediator. Het hangt het “holistische principe” aan wat inhoudt dat van iedere leertaak het geheel bekeken wordt. De taken moeten van begin tot eind doorlopen worden zodat de student steeds meer verbanden zal leggen tussen de huidige en eerdere taken wat transfer bevorderd. Van Merriënboer onderschrijft de sterke mate van constructivisme met het 4C-ID model. Doordat de casussen steeds als een voor de student complete taak worden aangeboden zijn de details ervan als geheel opgeslagen in het brein van de student. Hierdoor worden gelijksoortige problemen in andere situaties door de student herkent en kan men snel een oplossingsstrategie bedenken. Het 4C-ID model is verwerkt in een illustratie (figuur 1).

Voor het ontwerpen van onderwijs dat volgens het 4C-ID model werkt, wordt er op de volgende site: https://www2.kuleuven.be/tiki/tiki-index.php?page=een+tienstappenplan een 10-stappenplan beschreven.

Geraadpleegde bron m.b.t. het 4C-ID model:  Jansen-Noordman, A.M.B., van Merriënboer, J.J.G. (2002). Innovatief onderwijs ontwerpen. Van leertaken naar complexe vaardigheden. Houten: Noordhoff Uitgevers B.V.